‘Ik heb u en lady Adriana zien dansen op het herfstbal,’ bekende Felicity aarzelend. ‘U had zelf het doelwit kunnen worden van Rogers jaloezie als u had volgehouden.’
‘O, dat wilde ik wel, geloof me,’ bekende Riordan, met een duim over haar hand strijkend. ‘Maar Adriana was aan lord Colton gebonden door een contract dat hun ouders jaren geleden hadden opgesteld. En al kwam ik nog zozeer in de verleiding, ik kon haar moeilijk midden in de nacht weghalen en haar wegvoeren naar verre oorden.’
‘Ik heb gehoord dat lady Adriana in de loop der jaren een waar leger van aanbidders had verzameld, die allemaal verliefd op haar waren. Al geef ik onmiddellijk toe dat ze mooier is dan de meeste vrouwen, toch vraag ik me af of dat de enige reden is waarom mannen haar zo aantrekkelijk vinden. Zou u het erg vinden om een vrouw die vroeger jaloers was op lady Adriana te vertellen waarom de mannen zich zo tot haar aangetrokken voelen?’
‘Niet langer jaloers?’ vroeg Riordan, met een grijns die de scherpte van zijn vraag ontnam.
‘Ik ben bang dat ik, na wat ik met Roger heb doorgemaakt, nooit meer een man zal kunnen vertrouwen.’ Felicity keek hem nieuwsgierig aan. ‘Weet ú zelfs wel waarom u zich tot haar aangetrokken voelde?’
Peinzend leunde Riordan achterover. ‘Lady Adriana is als een vleug frisse lentewind tussen al die vrouwen die aan één stuk door lijken te babbelen, te giechelen en te roddelen, wáár ze ook gaan of staan. Ze doet zich niet anders voor dan ze is; ze is even eerlijk ten opzichte van zichzelf als van degenen die haar gezelschap zoeken. Ze verslaat een man in een race te paard en plaagt hem dan ongenadig met zijn gestuntel, maar ze kan ongelooflijk aardig zijn in andere opzichten of voor mensen in nood. Veel arme mensen hebben haar goedertierenheid geprezen, haar goedheid jegens hen en jegens weeskinderen die zonder thuis en ouders zijn achtergebleven. Zoals ze vroeger, als kind, zwerfdieren koesterde, zo heeft ze dat medelijden in haar volwassen jaren op mensen gericht…’
‘Zeg niets meer, alstublieft,’ smeekte Felicity. ‘U bent nog maar net begonnen of ik weet al dat ik uw ideale vrouw nooit zal kunnen evenaren.’
Riordan grinnikte. ‘Ik denk dat ik me een beetje laat meeslepen als ik over haar praat. Niemand weet hoezeer ik lord Colton benijd, en toch heb ik immense bewondering voor hem, en geloof ik dat hij zo’n vrouw verdient. Het is duidelijk dat hij evenveel van haar houdt als zij van hem.’
‘Dank u, milord, dat u me dit hebt verteld. Ik vrees dat het laudanum dat de dokter heeft voorgeschreven nu begint te werken, want ik voel me plotseling heel moe. Misschien kunnen we deze discussie morgen voortzetten.’
‘Natuurlijk, mevrouw Elston…’
‘Noem me alstublieft niet zo,’ zei ze slaperig. ‘Felicity is genoeg. Ik verlang er niet naar nog langer met Roger te worden geassocieerd.’
‘Ik begrijp het volkomen,’ mompelde Riordan. Haar ademhaling werd diep en regelmatig toen ze in slaap viel, en terwijl hij naar haar keek, moest hij weer denken aan zijn eerdere bewondering voor haar toen hij een paar maanden geleden op bezoek was in Stanover House.
Zijn blik gleed over haar gekneusde gezicht, en tot zijn verbazing merkte hij dat de vorm en de fijne structuur ervan zijn zintuigen prikkelden. Ze had een brutaal neusje, wijd uit elkaar staande bruine wenkbrauwen boven de blauwste ogen die hij ooit had gezien. Haar ronde borsten waren ivoorkleurig en prachtig, voldoende om zijn bronstige instincten te wekken.
Heel veel later stond Riordan Kendrick op uit de stoel naast het bed en liep naar de deur. Hij verwonderde zich dat hij zich zo opgewekt voelde. Uren geleden had hij zich nog somber en leeg gevoeld, maar nu was hij luchthartig en vol hoop. Zouden er tóch wonderen bestaan?
22
Lord Harcourts huishoudster stommelde de logeerkamer binnen waar de vrouw van de molenaar lag.
‘U hebt bezoek, mevrouw Elston,’ kondigde mevrouw Rosedale met een vriendelijke glimlach aan. ‘Lord en lady Randwulf komen zien hoe u het maakt, en natuurlijk informeerde lord Harcourt, mijn werkgever, vanmorgen ook naar uw welzijn. Bent u na uw beproeving tegen bezoek opgewassen?’
‘Ik moet er vreselijk uitzien,’ antwoordde Felicity, terwijl ze haar hand tegen haar gezicht legde.
Mevrouw Rosedale glimlachte. ‘De meeste jongedames zien er op hun mooist half zo goed uit als u na zo te zijn mishandeld.’
Felicity lachte, maar werd onmiddellijk onaangenaam herinnerd aan de wond op haar lip. Voorzichtig beantwoordde ze de vraag van de huishoudster. ‘Ik zou me vereerd voelen met zo’n bezoek.’
De jonge vrouw die ze eens gemeend had te verafschuwen, kwam binnen met een glimlach en een grote bos bloemen. Ze werd op de hielen gevolgd door haar man. Lord Riordan slenterde achter hen aan en bleef staan bij het voeteneind van het bed, terwijl Adriana en Colton naar Felicity liepen.