‘Ze waren inderdaad een lichtend voorbeeld van een goed gedisciplineerde strijdkracht,’ gaf Stuart toe, ‘maar ik heb ook gehoord dat ze tot de laatste man hebben gezworen dat u voorop ging in het hevigste strijdgewoel en hen inspireerde tot hun eigen moed. Ik mag wel zeggen, milord, dat weinig officieren lofbetuigingen krijgen van hun manschappen zoals u die dag.’
Colton voelde zich niet op zijn gemak met al die complimenten en keek om zich heen, op zoek naar een ander onderwerp van gesprek. Hij zag dat de jongeman die zijn verontwaardiging te kennen had gegeven over zijn familiariteit met Adriana, zich aan het eind van de hal had teruggetrokken. Dat was maar beter ook, want de driftkop leek daar veilig te zijn, althans voor de honden. Minder voor zijn gastheer, als hij niet op zijn manieren lette, waartoe hij niet in staat leek. Ondanks de afstand tussen hen kon Colton de hitte voelen van de vlammende blik in die lichtgroene ogen. Het wees sterk op een onredelijke jaloezie, maar, dacht Colton glimlachend bij zichzelf, niet zo onredelijk als een dame zo uitzonderlijk mooi was als Adriana.
Colton was ervan overtuigd dat dit individu niemand anders was dan de man over wie zijn moeder die middag met hem had gesproken: Roger Elston, die tegen alle verwachtingen in wanhopig probeerde Adriana’s hand te winnen. Hij vond dat de man te hoog greep en zijn grenzen overschreed.
Hij keerde de man zijn rug toe en keek in het gezicht van de jonge, blonde vrouw die naderbij was gekomen. ‘Neem me niet kwalijk, dame, ik hoop dat we u niet verveeld hebben met ons gepraat over de oorlog.’
‘O, nee, milord!’ protesteerde Felicity Fairchild, ademloos van opwinding. Het kwam niet dagelijks voor dat de dochter van een boekhouder kon converseren met een hooggeplaatste lord. ‘Integendeel! Het is boeiend om verhalen over grote moed te horen.’
Samantha besefte dat ze haar taak als gastvrouw had verwaarloosd en haastte zich om haar verontschuldigingen aan te bieden. ‘Vergeef me mijn onoplettendheid, miss Fairchild. Ik ben bang dat ik een beetje van de wijs ben geraakt toen ik mijn broer herkende. Zelfs nu nog kan ik bijna niet geloven dat hij na al die jaren werkelijk thuis is. Met zijn goedvinden zal ik hem aan u voorstellen.’
‘Het is een eer een vermaard man als u te ontmoeten, milord.’
‘De eer is geheel aan mij, miss Fairchild,’ antwoordde Colton, en slaagde erin een buiging te maken, ondanks de stijfheid die hem nog steeds plaagde na de lange rit in het rijtuig. Zijn eerste ervaring met gedwongen stilzitten was natuurlijk vlak nadat hij gewond was geraakt. Hij had veel te lang op een brits gelegen, in afwachting van het besluit van de artsen, voor hij zich realiseerde dat hij zijn been zelf zou moeten redden of er anders afscheid van moest nemen, want alle dokters schenen niet anders te willen dan het eraf hakken, zodat ze ervan af waren.
‘Miss Fairchild is de kleindochter van Samuel Gladstone,’ legde Samantha uit. ‘Herinner je je de oude heer wellicht nog, Colton?’
‘Natuurlijk, hij is de molenaar die eigenaar is van Stanover House. Onze ouders gingen daar minstens elke kerstavond op bezoek. Ik kan me de enorme feestmaaltijden nog herinneren die zijn bedienden aanrichtten voor zijn goede bekenden en de mensen die in de omtrek woonden.’
‘Meneer Gladstone voelt zich al enkele maanden niet goed, dus mistress Jane…’ Samantha zweeg even en keek, terwijl ze haar hoofd schuin hield, vragend naar haar broer. ‘Je herinnert je zijn dochter Jane toch nog?’
‘Dat wel, ja, maar het is al een tijd geleden sinds ik haar gezien of gesproken heb. Ze verhuisde lang voordat ik naar Londen ging.’
‘Meneer Fairchild werkte op de boekhoudafdeling van een Londense firma, tot mistress Jane hem overhaalde ontslag te nemen en naar Bradford te komen, een verandering die haar nu in staat stelt haar vader te verzorgen. God verhoede dat meneer Gladstone zou overlijden, maar in dat geval is de molen van hen.’
Colton richtte zijn aandacht op het aantrekkelijke blondje. ‘Het spijt me te horen dat het uw grootvader niet goed gaat, miss Fairchild. Tijdens mijn afwezigheid hebben mijn moeder en zus me op de hoogte gehouden van zijn enorme liefdadigheid. Meneer Gladstone is zonder enige twijfel een zeer bewonderenswaardige man.’
‘Ik moet bekennen dat we grootvader niet vaak hebben kunnen bezoeken toen we in Londen woonden,’ antwoordde Felicity. ‘Maar sinds we naar Bradford verhuisd zijn, heb ik gemerkt dat hij in de loop der jaren veel trouwe vrienden heeft verworven. Ik sta versteld over het aantal aristocraten dat hem komt bezoeken. Zo heb ik uw zuster leren kennen… en lady Adriana.’
Samantha gaf haar broer een arm. ‘Meneer Gladstone lijkt opnieuw tot leven te zijn gekomen sinds zijn dochter en haar gezin bij hem zijn ingetrokken. En hij is erg opgemonterd door het besluit van meneer Fairchild om de spinnerij te beheren. God geve dat we in de komende weken een grote verbetering in zijn gezondheid zullen zien.’