Ondanks de dekzeilen kon ze voldoende zien van de vergulde armleuningen en gebeeldhouwde poten om er niet aan te twijfelen of Rogers privé-vertrek zou van een vorstelijke grandeur zijn. Een dergelijke ostentatieve smaak leek absoluut niet op zijn plaats in Bradford.
Nu Roger in Londen was en zij de gelegenheid had zijn boeken door te nemen zonder angst voor ontdekking, was Felicity vast van plan zich van beide op de hoogte te brengen. Maar toen ze in de molen was, ontdekte ze dat haar man maatregelen had genomen om zijn geheim veilig te stellen door zijn deur op slot te doen. Wat zijn boeken betrof, was hij minder voorzichtig geweest. Hij had de sleutel van de kast waarin ze waren opgeborgen duidelijk zichtbaar op zijn bureau laten liggen, ongetwijfeld in het vertrouwen dat ze het zonder zijn toestemming niet zou wagen in zijn kantoor te komen.
Felicity had haar moeder evenveel eer gegeven als haar vader, wat haar kennis van rekenkundige vraagstukken betrof. Haar vader had verschillende keren haar hulp gevraagd toen hij nog op het kantoor in Londen werkte. Samuel Gladstone had zijn dochter, Jane, onderwezen, en zij op haar beurt haar eigen dochter.
Toen ze Rogers boeken begon door te nemen, ontdekte Felicity dat er inderdaad grote bedragen waren uitgegaan naar twee mensen. Hun identiteit kon ze niet vaststellen, want alleen de initialen M.T. en E.R. waren naast de diverse bedragen vermeld.
Het was bijna middernacht toen Felicity de pit van de lamp boven het bureau uitdraaide. Ze hoopte haar onderzoek in bed te kunnen voortzetten en nam een van de boeken onder haar arm. De deur van het kantoor deed ze achter zich op slot voor ze naar huis terugkeerde. Ze was binnengekomen en liep de gang door naar de slaapkamer die ze met Roger deelde, toen ze plotseling bleef staan. Ze besefte dat de kamer bezet was… door haar man.
‘Roger, ik verwachtte je pas zondagavond!’ riep ze met kloppend hart uit. Heimelijk legde ze het boek op een tafel in de gang naast de deur en liep toen haastig naar binnen om haar man een kus te geven.
Roger wendde zijn gezicht af en keek haar kil aan. ‘Waar ben je geweest?’
Felicity, die wist dat ze het grootboek niet goed had kunnen verbergen, haalde haar schouders op en wees naar de plaats waar ze het had neergelegd. ‘Ik heb geruchten gehoord dat je vader probeerde je te bedriegen, en… nou ja, ik wilde zelf zien of dat waar was. Ik heb een van de boeken meegenomen om door te kijken als ik meer tijd heb.’
‘Jij hoeft je over dat soort dingen geen zorgen te maken,’ zei hij, en liep langs haar heen om het boek te pakken. ‘Dat doe ik wel voor je. In elk geval, als vader er inderdaad in geslaagd is me te bestelen, dan is hij niet langer in een conditie om dat nu nog te doen. Hij schijnt elke dag dichter bij de dood te zijn. Ik besloot vanavond terug te komen omdat ik bevangen werd door de wens je in heel iets anders te onderrichten.’
Felicity werd koud van angst bij die onheilspellende uitspraak, maar nu hij haar betrapt had met het boek durfde ze haar afkeer niet te laten blijken. Er waren tijden geweest dat ze dapper haar best had gedaan nog een greintje waardigheid te behouden, ondanks alles wat hij haar dwong te doen, maar ze had geleerd dat dergelijke pogingen haar man alleen maar kwaadaardiger maakten. Vanavond zag ze de noodzaak ervan in gewillig aan al Rogers eisen toe te geven.
Ze knoopte het lijfje van haar jurk open en deed haar best met een schijn van enthousiasme een verleidelijke glimlach tevoorschijn te brengen. Ze hoopte dat Roger niet zou merken dat ze beefde van angst voor wat haar te wachten kon staan, wat hij deze keer weer van haar zou verlangen. ‘Je moet mijn gedachten hebben gelezen.’
20
‘Mylady, er is een jongedame hier die erop staat lord Randwulf te spreken. Ze beweert dat het dringend is, maar weigert haar naam te geven of waar het over gaat.’
‘De lord is er niet. Hij laat de honden uit, Harrison,’ antwoordde Adriana. ‘Misschien kan ik haar van dienst zijn.’
De butler leek te aarzelen voor hij verderging. ‘Neem me niet kwalijk, mylady, maar de vrouw in kwestie is niet een dame in dezelfde zin als u en lady Philana.’
‘Je bedoelt dat de bezoekster geen aristocrate is.’
‘Nee, mylady, dat is ze beslist niet. En ook geen dame.’
‘Lieve help, Harrison, ik hoop niet dat het zoiets is als Alice Cobble. Ik weet niet of dit huis nóg een keer tegen zo’n vrouw bestand is.’
‘Bevalliger en schoner, mylady, maar haar kleding doet vermoeden dat ze meer wereldse ervaring heeft dan iemand die zorgvuldig beschermd is tegen onverkwikkelijke invloeden.’
‘Ik denk dat ik die… eh… bevallige vrouw die mijn man wenst te spreken eens zal bekijken.’
‘Zoals u wilt, mylady.’ Harrison knikte even. ‘Ik zal haar in de zitkamer laten.’