‘O, ik dacht dat de lord zijn kleine wurm wel zou willen zien als hij terugkwam. Lijkt me dat een man die om zijn kind geeft dat als eerste wil zien na zo lang te zijn weggeweest.’
De butler pakte haar bij de elleboog en draaide de helleveeg naar de trap. ‘Verdwijn, zei ik!’
Alice keek achterom naar de markies. ‘Komt u straks nog boven om het wurm te zien, milord? Ze is een beetje schriel, maar toch wel een snoes, vind ik. Misschien wil de lady wel met u mee.’
‘Hou op met dat geklets, vrouwmens!’ zei Harrison kwaad. ‘Anders stop ik een doek in je mond.’
Alice krijste. ‘Jij en wie nog meer, ouwe kleine kraai? Als je niet gauw die poten van mijn arm haalt, bijt ik ze d’raf.’ Alsof ze haar dreigement kracht wilde bijzetten, ontblootte ze haar zwarte snijtanden, zodat Harrison achteruit tuimelde in een hevige weerzin tegen de gedachte door die smerige tanden te worden gebeten.
Philana moest zelf ook even iets van misselijkheid wegslikken toen de vrouw eindelijk verdween. Het afgrijzen stond duidelijk in Philana’s ogen te lezen toen ze hulpeloos naar Adriana keek. ‘Vergeef ons, kindlief. We zijn niet in staat geweest die vrouw in bedwang te houden sinds ze hier is aangekomen. Ik ben ervan overtuigd dat ze weet dat we geen vervanging voor haar kunnen vinden, en ik denk niet dat jullie haar beter zullen kunnen tolereren dan wij. Het vergt meer weerstandsvermogen dan wij met elkaar hebben kunnen opbrengen.’
Ondanks de misselijkheid die nog niet over was, liep Adriana met uitgestrekte armen de gang door en omhelsde de elegante vrouw. ‘We kunnen Alice niet toestaan ons leven te verstoren, mama Philana, al zou ze dat nog zo graag willen. We zullen onmiddellijk onze speurtocht naar een min voortzetten, al moeten we ervoor naar Londen.’
‘Maud is er, kindlief,’ zei Philana, in de hoop Alice uit Adriana’s gedachten te bannen, al was het maar voor een paar vreedzame momenten. ‘Ze is ongeveer een uur geleden met het huurrijtuig aangekomen en zei dat jullie onderweg waren. Het schijnt dat haar koetsier er korter over deed dan jullie.’
‘Colton en ik zijn gestopt bij een herberg om iets te eten. Ik had enorme honger, zo zelfs dat uw zoon me waarschuwde dat ik moest oppassen om niet dik te worden.’
Philana lachte zacht en deed haar uiterste best opgewekt te lijken, wat ze beslist niet was na haar confrontatie met Alice. ‘Maud was heel blij dat ze voor u heeft kunnen zorgen tijdens uw reis. Ze is nu boven in de grote slaapkamer om uit te pakken.’
Adriana legde vriendelijk haar hand op Philana’s arm. Het leek haar beter om maar eerlijk te zijn. ‘Ik voel me niet zo goed, mama Philana, en ik zou nu graag even willen rusten.’
‘Dat is volkomen te begrijpen, kindlief. Alice kan iedereen tot wanhoop brengen. Ik heb dat zelf vaker ondervonden dan me lief is. Ik ben maar al te vaak uitgeput en met een vreselijke hoofdpijn naar bed gegaan.’
Adriana wilde de ander wat hoop geven. ‘Zodra ik me beter voel, ga ik even bij het kind kijken. Intussen stel ik voor dat u iemand naar mijn tante in Bath stuurt met een briefje waarin u onze situatie uiteenzet. Ik twijfel er niet aan of tante Tilly zal een vrouw voor ons weten te vinden die het kind kan zogen. Ze schijnt iedereen van Bath tot Londen te kennen en heeft veel trouwe vrienden die ons zullen helpen het land af te stropen naar een min.’
‘In dat geval zal ik Alistair onmiddellijk eropuit sturen,’ zei Philana met een geamuseerd lachje. ‘Hij is blij met élk excuus om Tilly op te zoeken.’
Adriana gaf een kneepje in Philana’s hand. ‘Laten we hopen dat Alice vóór het eind van de week verdwenen is. Liefst nog eerder.’
‘Hoe graag ik dat verschrikkelijke mens ook zie vertrekken, lieve, ik kan me niet voorstellen dat ze hier weggaat zonder een hevige rel te veroorzaken. Ze is zo’n onbeschaafde vrouw en doet alles wat ze maar kan om ons humeur en ons geduld op de proef te stellen. Ze schijnt ervan te genieten ons tot wanhoop te brengen.’
‘Daar zullen we onmiddellijk een eind aan maken,’ verklaarde Adriana. Ze stond op het punt zich om te draaien, toen het tot haar doordrong dat ze niemand de baby bij de naam had horen noemen. Nieuwsgierig keek ze haar schoonmoeder aan en vroeg: ‘Hoe noemt u het kind?’
‘Ik vrees dat ze nog geen naam heeft,’ bekende Philana. ‘Ik heb gewacht tot Colton haar een naam zou geven, maar hij had natuurlijk andere dingen aan zijn hoofd. Het zou aanmatigend zijn als een grootmoeder die verantwoordelijkheid op zich nam. Tot dusver hebben we haar gewoon Baby genoemd.’
‘Ik zal Colton vanavond vragen een naam voor haar te bedenken. Ze moet binnenkort gedoopt worden, en daarvoor heeft ze een naam nodig.’