Adriana wierp schijnbaar verontwaardigd haar hoofd in haar nek. ‘Je was schandelijk. Mij te begluren terwijl ik sliep, je had je moeten schamen!’
‘Ik werd te veel in beslag genomen door wat ik zag dan iets anders te kunnen voelen dan wellust, liefste. Dat kun jij getuigen.’
‘Ja, het was toen nogal shockerend, maar ik ben van die aanblik gaan houden.’
‘O-o!’ Hij keek omlaag en trok haar aandacht naar diezelfde plek.
‘Geilaard!’ beschuldigde ze hem grijnzend.
‘Geilaard, hè? Ik zal je laten zien wat een geilaard ik ben.’
Lachend sloeg ze een been over de rand van het bad en bood hem een ander verrukkelijk beeld. Met op en neer wippende borsten danste ze achteruit. Met een grijnslach kwam hij uit bad, ging haar achterna, tilde haar op en deed of hij haar keel wilde doorbijten.
‘Colton, gedraag je!’ zei ze met een mengeling van gegiechel, geveinsde verwijten en speelse kreetjes. ’straks horen de bedienden ons nog.’
‘Die mogen niet luisteren aan de deur van onze slaapkamer. Ik zal er met hen over moeten spreken.’
Adriana sloeg haar armen om zijn nek, en bevend van het genot dat hij haar liet voelen, vroeg ze hees: ‘Heb ik je de laatste tijd al verteld, lieveling, hoeveel ik van je houd?’
‘Ik meen me zoiets te herinneren toen je gisteravond in slaap viel, en de avond daarvoor en de avond dáárvoor,’ fluisterde hij. ‘Ik krijg er nooit genoeg van het te horen.’
‘Ik heb nooit kunnen geloven dat ons huwelijk me zó gelukkig zou maken. Ik kan alleen maar hopen en bidden dat er niets gebeurt om de vrede en het geluk te verstoren die we samen hebben gevonden.’
De thuiskomst van de Wyndhams op Randwulf Manor werd het eerst aangekondigd door de tuinman, die de nieuwe landauer van lord Colton over de oprijlaan zag aankomen. Haastig liep hij de stenen trap op, rukte de voordeur open en gaf zijn oude vriend het nieuws van hun komst. Stralend bracht Harrison het bericht onmiddellijk over aan zijn meesteres, die theedronk in de zitkamer.
Niemand dacht eraan Alice Cobble op de hoogte te brengen. Niettemin waren haar oren goed afgestemd op het opgewonden geroezemoes van de bedienden. Dus kwam ze, met het kind op haar onderarm, het gezichtje omlaag, de grote gang binnen slenteren op hetzelfde moment dat de lord met zijn bruid door de vestibule liep.
Adriana’s opgetogenheid was op slag voorbij toen ze de haveloos geklede vrouw in het oog kreeg. De dronken feeks hield het kleine meisje zo nonchalant vast als een zak graan. De met kostbare kant afgezette jurk van het kleine meisje was prachtig, maar het was erg gekreukt en vuil. Heel even duwde Alice haar last omhoog en gaf Adriana de kans de reusachtige, gekwelde blauwe ogen, de ruwe wangetjes en het loopneusje van de baby te zien. Adriana rilde bij het zien van de slechte lichamelijke toestand van de baby. Ze voelde zich plotseling misselijk en sloeg haar hand voor haar mond. Een zachte kreet ontsnapte haar terwijl ze haar ogen dichtkneep en wanhopig probeerde haar misselijkheid te bedwingen.
Colton keek om zich heen om te zien wat die reactie had veroorzaakt en vloekte bij zichzelf toen hij Alice Cobble zag, niet alleen tegen zijn uitdrukkelijke wens aanwezig, maar in dezelfde slonzige toestand waarin hij haar uit Londen had meegebracht. Bovendien zag zijn dochtertje eruit als een klein, zielig verschoppelingetje.
Woedend keek hij vragend naar Harrison. ‘Waarom is die vrouw nog steeds hier, en in zo’n toestand? En het kind… waarom ziet dat er zo uit?’
De butler mompelde zachtjes en vertrouwelijk: ‘Milord, we kunnen hier in de omtrek geen min vinden. We hebben elke dag overal gezocht, en elke dag werd die vrouw onmogelijker, alsof ze weet dat we haar kwijt willen maar haar niet weg kunnen sturen vanwege het kind. Uw moeder durft niet te klagen over het voorkomen of de gezondheid van de baby, want ze wordt onmiddellijk bedreigd met Alices vertrek. Als het kind er niet was, zou ze die vrouw al maanden geleden hebben ontslagen.’
‘Laat ze uit mijn ogen verdwijnen,’ snauwde Colton met opeengeklemde tanden. ‘Behalve haar verdere wangedrag, brengt ze mijn vrouw van streek.’
Alice Cobble kwam brutaal naar voren en liet in een uitdagende grijns haar zwarte, rottende tanden zien, alsof het al niet duidelijk genoeg was dat ze had genoten van de macht die ze over het huishouden uitoefende. ‘Goeiemiddag, lordship,’ kakelde ze en bracht de baby aan het jammeren door het oorverdovende schelle geluid. ‘We dachten dat u nooit terug zou komen van uw gedartel door het land met uw nieuwe vrouw. Het is al meer dan drie maanden geleden sinds u naar onbekende gebieden bent vertrokken.’
‘Ga terug naar de kinderkamer, vrouw,’ zei Harrison streng, met een gebaar in de richting van de trap terwijl hij naar haar toe liep. ‘Je aanwezigheid hier is niet gewenst. Ga!’