Maar Gina’s man stak zijn hand op. ‘Noem me maar Zahir,’ zei hij. ‘U bent nu mijn schoonvader, en ik wil niet dat al die formaliteiten tussen ons in komen te staan.’
‘Zahir,’ vervolgde Jeremy Collins met een beschaamde grijns, ‘hopelijk vind je het niet aanmatigend dat ik dit vraag, maar zou je willen overwegen het Hart van Onverschrokkenheid in de toekomst in Londen ten toon te laten stellen? Bijvoorbeeld in het British Museum? Het lijkt me niet alleen interessant voor kunsthistorici, maar ook voor het gewone publiek. Zeker vanwege de manier waarop het juweel jullie bij elkaar heeft gebracht.’
‘Wat vind jij daarvan, Gina?’
Het verbaasde haar dat haar man om haar mening vroeg. Aan deze kant van hem moest ze duidelijk nog wennen. Sinds de ceremonie had hij bijna voortdurend haar hand vastgehouden, en zelfs in dit informele gezelschap liet hij die niet los. Ze keek in zijn ogen, waar een tedere blik in lag, en knikte. ‘Mijn vader heeft gelijk: het juweel zou zeker veel belangstelling krijgen. Maar ik vraag me af of je wel bereid bent om het in Londen te laten tentoonstellen, Zahir. Het is tenslotte in de eerste plaats een erfstuk.’
‘Waarom niet?’ Zachtjes legde hij zijn hand tegen haar wang. ‘Misschien is het wel prettig om over een paar weken naar Londen te gaan. Onze huwelijksreis staat toch nog niet vast, omdat jij maar geen bestemming kon uitkiezen.’
‘Ik vind het hier fijn,’ bekende Gina. ‘Zo fijn dat ik de komende tijd vast geen behoefte zal hebben om ergens anders naartoe te gaan.’
‘Nou, als we naar Londen gaan, kun je me een privérondleiding geven. Toen ik nog in Oxford studeerde, was ik daar zo druk mee dat ik amper in Londen ben geweest. Ik zou graag eens het uitzicht bewonderen vanuit het London Eye.’ Vervolgens wendde hij zich weer tot zijn schoonvader. ‘Dus het antwoord is ja, Jeremy. Ik wil het juweel graag in Londen laten tentoonstellen.’
Gina en Zahir – vergezeld door een stevig gebouwde lijfwacht – liepen langs de lange rij die zich gevormd had buiten de kleine privégalerie waar het Hart van Onverschrokkenheid voor het eerst tentoongesteld zou worden. Nu haar knappe attente man de hele tijd haar hand vasthield, had Gina het gevoel dat ze op een filmset was. Zij speelde de dolgelukkige heldin, hij de woest aantrekkelijke, sterke held. De vrouwen in het publiek zouden een collectieve zucht van verlangen slaken wanneer ze hem zouden zien.
Het hele tafereel voelde aan als een droom, maar ze hoefde alleen maar in Zahirs donkere ogen te kijken om te weten dat dit echt gebeurde.
Inmiddels waren ze drie maanden getrouwd, en ze zaten nog steeds op een roze wolk. Iedere ochtend, wanneer ze wakker werd in hun bed – ofwel in het paleis, of in de bedoeïenentent – vond ze een cadeau van haar man op haar kussen, het ene nog mooier dan het andere.
Nu ze naast hem naar het adembenemende juweel stond te kijken dat hen bij elkaar had gebracht en nu deel uitmaakte van een collectie van oude Perzische kunstvoorwerpen uit tempels, tomben en paleizen, voelde ze dat Zahir haar zachtjes tegen zich aan trok. In zijn donkere jalabiya en met zijn ravenzwarte haar, leek hij wel een exotische vogel in een volière vol mussen, dacht ze glimlachend.
Achter hen stonden fotografen klaar om foto’s te maken van hen met het beroemde juweel. Gina vond dat ze geen tijd meer moest verspillen, dus kneep ze in Zahirs hand om zijn aandacht te trekken.
‘Wat is er?’ vroeg hij, terwijl hij haar gealarmeerd aankeek.
‘Ik ben zwanger.’
‘Wat?’
‘Eigenlijk wilde ik het je tijdens het avondeten vertellen, maar opeens…’ Ze voelde dat ze bloosde. ‘Opeens kon ik niet meer wachten.’
‘Weet je het zeker? Hoelang weet je dit al?’
‘De symptomen heb ik al een tijdje, maar ik wilde het pas zeggen als ik het zeker wist. Ik ben nu ongeveer elf weken zwanger, denkt dokter Saffar.’
‘Wist mijn eigen arts het eerder dan ik?’
‘Kijk niet zo beledigd,’ plaagde ze hem, terwijl ze een denkbeeldig pluisje van zijn jalabiya klopte. ‘Natuurlijk wist hij het eerder. Hij is ook míjn arts, weet je nog?’
Zahir schudde zijn hoofd en probeerde te doen alsof hij zich ergerde, maar zijn omhoogkrullende mondhoeken verrieden hem. ‘Wat brutaal van je om me dit op zo’n onhandig moment te vertellen.’
‘Onhandig? Waarom?’
‘Nou, als je het niet erg vindt dat ik mijn blijdschap toon in het bijzijn van die persmuskieten, dan moet je het maar zeggen.’ Met een wellustige blik in zijn ogen keek hij haar aan.
Ze legde haar hand tegen zijn borst. ‘Misschien is dit niet het meest geschikte moment,’ beaamde ze, terwijl ze het plotseling warm kreeg.