Zahir kwam voor haar staan en nam haar gezicht in zijn handen, die kundig, sterk en beschermend aanvoelden. En dan zijn ogen… Die leken wel donkere poelen, waar Gina zich het liefst voor eeuwig in zou onderdompelen.
Zahirs hart bonkte in zijn keel. Het was waar dat hij zich nog nooit zo aangetrokken had gevoeld tot een vrouw. Hij was helemaal in haar ban en kon amper nadenken, laat staan dat hij zijn hevige gevoelens kon verklaren. Het lukte hem maar niet zijn ogen van haar af te houden. Vergeleken met haar goudkleurige haar waren haar wenkbrauwen donker en vol. Daardoor had ze niet zomaar een mooi gezichtje, maar maakte haar schoonheid een blijvende indruk.
Misschien was dit wel de enige nacht die ze voorlopig samen zouden kunnen doorbrengen, dacht hij. Wie weet hoelang haar moeder in het ziekenhuis zou moeten blijven, en hoelang het dus zou duren voordat Gina weer terug zou kunnen komen naar Kabuyadir. Bij die gedachte kromp zijn hart samen. Waarom had het lot hem deze schat toegeworpen, om haar al zo snel weer van hem af te nemen?
‘Dit had ik nooit verwacht.’ Gina haalde diep adem, en haar lippen trilden.
Zahir besefte hoe nerveus ze was. Hoe kon hij haar duidelijk maken dat hij haar nooit opzettelijk zou kwetsen of beschamen? Daarom had hij zojuist ook gecontroleerd of ze in de tuin niet in de gaten waren gehouden. Hij zou met liefde de schuld op zich nemen als iemand haar zou veroordelen.
‘Ik ook niet, rohi.’ Met zijn duim streek hij over haar onderlip. ‘En als we voorlopig maar één nacht met elkaar kunnen doorbrengen, dan zal ik ervoor zorgen dat die onvergetelijk wordt. Dat beloof ik je.’
Drie jaar later…
‘Papa, ben je thuis? Ik ben het!’ riep Gina nadat ze zichzelf had binnengelaten.
Ze raapte de stapel post op de deurmat op en liep met gefronst voorhoofd door de donkere hal van het victoriaanse huis naar de studeerkamer van haar vader. Die zat aan zijn bureau, gebogen over een oud uitziend, vergeeld document. Met zijn warrige grijze haar en smalle schouders in een ongestreken blauw overhemd, zag hij er niet alleen afwezig uit, maar ook verdrietig en verwaarloosd.
Gina voelde een steek van schuldgevoel. De laatste tijd had ze het heel druk gehad met haar nieuwe baan in een veilinghuis, en hoewel ze hem iedere avond gebeld had, was ze al een week niet meer langs geweest.
‘Hoe gaat het?’ Ze drukte een kus op zijn ongeschoren wang.
Met een ruk keek hij op, alsof hij een spook had gezien. Vervolgens trok hij een grimas en glimlachte geforceerd. ‘Ik dacht even dat je Charlotte was. Je gaat steeds meer op je moeder lijken, Gina.’
‘Is dat zo?’ Die opmerking overviel haar, en haar hart maakte een sprongetje. Zoiets persoonlijks had Jeremy Collins al in geen maanden tegen haar gezegd. Normaal gesproken deed hij zijn best om niet over zijn vrouw, Gina’s moeder, te praten. Haar overlijden, drie jaar geleden, had hem veel dieper geraakt dan Gina ooit voor mogelijk had gehouden. Het verontrustte haar dan ook dat hij nu over haar begon.
‘Ja.’ Jeremy legde het vergeelde document neer en probeerde te glimlachen. ‘Hoe bevalt het in het veilinghuis?’
‘Eerlijk gezegd is het best zwaar. Telkens als ik denk het door te hebben, blijkt dat ik nog veel moet leren.’
‘Zo te horen doe je ook nog nuttige kennis op.’
‘Ik hoop het. Hoeveel diploma’s ik ook heb, ik voel me nog heel onervaren in dit vak, papa.’
‘Dat begrijp ik, liefje. Maar je moet niet zo’n haast hebben. Dit vak wordt voor de meeste mensen een levenslange passie, waarin er altijd nog wel bij te leren valt. En je bent nog zo jong. Hoe oud ben je ook alweer?’
‘Negenentwintig.’
‘Goeie genade!’
Gina giechelde. ‘Hoe oud dacht je dan dat ik was?’ plaagde ze hem. In ieder geval zag hij er nu niet meer zo terneergeslagen uit, dacht ze.
Hij trok zijn grijze wenkbrauwen op. ‘In mijn ogen blijf je altijd dat meisje van vijf dat met haar kleverige handjes aan mijn papieren zat. Zelfs toen had je al belangstelling voor geschiedenis, Gee-Gee.’
Stomverbaasd keek Gina hem aan. ‘Gee-Gee?’
‘Dat was mijn koosnaampje voor je. Weet je dat niet meer? Je moeder vond het altijd hoogst amusant dat een professor zoiets kon bedenken.’
‘Hier.’ Met een brok in haar keel overhandigde ze hem de brieven die ze op de deurmat had gevonden.
‘Wat is dit?’
‘De post. Zo te zien ligt die er al een paar dagen. Waarom heeft Mrs. Babbage die niet opgeraapt?’
‘Wat?’ Weer verscheen er een afwezige blik in zijn ogen. ‘Mrs. Babbage heeft vorige week ontslag genomen. Haar man moest een belangrijke operatie ondergaan, en ze wilde zo vaak mogelijk bij hem op bezoek. Dat viel niet te combineren met haar werk. Ik zal dus op zoek moeten naar een nieuwe huishoudster.’