Stomverbaasd en bedroefd bleef hij achter, terwijl zij de studeerkamer verliet.
Na Gina’s vertrek riep Zahir Jamal bij zich en droeg hem op zijn hengst op te zadelen. Nog geen halfuur later draafde hij op het indrukwekkende zwarte paard de heuvels in. De smeekbedes van zijn bediende om niet te ver weg te gaan, om te voorkomen dat zijn wonden open zouden gaan, had hij in de wind geslagen.
Hoe moest hij anders het verlangen stillen dat nog steeds door zijn lichaam raasde? Als hij niet snel tot bedaren wist te komen, zou hij nog gek worden. Het lukte hem gewoonweg niet om in het paleis te blijven en de rest van de middag duimen te zitten draaien, alleen omdat de arts hem rust had voorgeschreven. Niet na Gina’s afwijzing.
Waarom was ze toch zo ongelofelijk koppig? Daar kon hij met zijn verstand niet bij. Er was een oud gezegde: geduld is een schone zaak. Maar op dit moment was hij veel te boos en te gefrustreerd om de wijsheid daarvan in te kunnen zien. Hoe kon hij haar overhalen zijn courtisane te worden, haar ervan overtuigen dat hij daardoor veel meer tijd met haar zou doorbrengen dan met zijn saaie, fantasieloze vrouw van achttien, die veel liever zou giebelen met vriendinnen dan leren hoe ze haar man kon behagen?
Toen hij omkeek en zag dat hij gevolgd werd door een lijfwacht, vloekte hij luid. Hij gaf zijn paard de sporen, waarna hij in volle galop het weidse landschap opzocht.
‘Draai je eens om.’ Geconcentreerd keek Farida naar Gina, die een zwarte hidjab en een zwarte jurk droeg die ze van Farida geleend had, zodat ze samen met een mannelijke bediende naar de markt zouden kunnen gaan.
Na die emotionele confrontatie met Zahir leek Farida’s onverwachte voorstel de perfecte remedie tegen de weemoedige gevoelens die haar steeds overvielen. Het kwetste haar diep dat ze kennelijk wel goed genoeg was om Zahirs courtisane te worden, maar niet zijn vrouw. Maar ondanks haar radeloosheid hield ze zich vast aan de gedachte dat hij ten minste had gezegd dat hij om haar gaf. Misschien kon ze die kennis in haar voordeel gebruiken. Ze kon niet wachten om haar privéonderzoek in de bibliotheek voort te zetten.
‘Van achteren zie je eruit als een willekeurige vrouw op de markt. Pas als mensen je lichte huid en blauwe ogen zien, zullen ze merken dat je niet uit Kabuyadir komt.’
‘Het bevalt me wel dat je met deze kleding op kunt gaan in de massa,’ zei Gina bedachtzaam, terwijl ze haar hand over de gladde zwarte zijde liet glijden. ‘In Engeland worden vrouwen iedere dag belaagd door het ideaalbeeld dat de media creëren. Zij schrijven voor hoe we eruit moeten zien, welke maat we moeten hebben en welke kleding we moeten dragen. Het is best verfrissend om daar eens niet over na te hoeven denken.’
‘Fijn dat je je er zo prettig in voelt. We zullen het vast prima naar onze zin hebben. Dit is mijn eerste uitje sinds lange tijd. Als je iets wilt kopen op de markt, laat mijn bediende dan voor je onderhandelen. Zo gaat dat hier, en op die manier ben je verzekerd van een goede prijs.’
De markt bood een overvloed aan prikkels. Gina draaide haar hoofd alle kanten op om zo veel mogelijk indrukken in zich op te nemen. Als ze weer in Engeland was en haar wekelijkse boodschappen deed, of kleren kocht die ergens achter in haar kast zouden belanden bij haar andere impulsaankopen, zou ze vast terugverlangen naar de markt in Kabuyadir. Door de fascinerende koopwaar vond ze het hier veel exotischer, en op de een of andere manier ook authentieker.
Farida bleef dicht bij haar in de buurt, en bleek een prima gids te zijn. Niet alleen wees ze haar op diverse kraampjes waar prachtige stoffen, handgeweven tapijten en vakkundig bewerkt aardewerk werden verkocht; ook vertelde ze grappige anekdotes die Gina aan het lachen maakten.
Nadat ze een uur door de mensenmassa hadden gelopen, omringd door kleurrijke kleding en gesprekken in diverse talen, stelde Farida voor om iets te gaan drinken. Bij een groepje tafeltjes en stoelen onder een hoge dadelboom stuurde ze de bediende, Hafiz, naar het kraampje, waar drankjes en suikergoed verkocht werden.
‘Heb je al iets gezien wat je graag mee naar huis zou willen nemen?’ vroeg Farida toen ze met hun rug naar het kraampje gingen zitten.
‘Er was een stalletje met etherische oliën. Ik zou wel een flesje agarhoutolie mee naar huis willen nemen. Dat ruikt zo lekker. Het doet me altijd denken aan Kabuyadir.’ En aan Zahir, dacht ze bedroefd.
‘Dan gaan we daar straks naartoe. Maar ik laat je de olie alleen kopen als ik zeker weet dat hij van goede kwaliteit is.’
‘Bedankt. Je bent heel aardig voor me, Farida. Als je maar weet dat ik dat heel erg waardeer.’
‘Onzin! Ik ervaar je juist als een frisse wind, Gina. Bedankt dat je tijd wilt doorbrengen met een saaie zwaarmoedige vrouw als ik.’
‘Dat ben je helemaal niet. Hou toch eens op jezelf zo naar beneden te halen. Ik mocht willen dat ik thuis zo’n goede, intelligente en onderhoudende vriendin had. In Engeland mag je altijd bij me op bezoek komen, dat weet je, hè?’