Toen ze een tengere gesluierde vrouw zag zitten in een zwarte jurk, besefte ze dat ze beter terug kon gaan, omdat ze de vrouw niet wilde storen. Ze was jong en had een engelachtig gezicht met mooie bruine ogen, waar misschien wel de verdrietigste blik in lag die Gina ooit gezien had.
‘Wie bent u?’ vroeg de vrouw, eerst in haar moedertaal, en vervolgens in het Engels toen Gina geen antwoord gaf.
‘Het spijt me dat ik u gestoord heb. Ik ben doctor Gina Collins, en ik ben hier om een inventarislijst te maken van de kunstvoorwerpen in het paleis, voor Zijne Koninklijke Hoogheid.’ Ze beet op haar lip en voelde zich schuldig omdat ze had gelogen over de reden van haar komst, zoals Zahir haar gevraagd had.
‘Daar heeft mijn broer me niets over verteld.’
‘Neemt u me niet kwalijk. Uw broer?’
‘Ik ben Farida, en de sjeik van Kabuyadir is mijn broer. Hoewel hij de laatste tijd steeds meer van me lijkt te vervreemden.’
De vrouw slaakte een zucht, en Gina verwachtte dat ze haar weg zou sturen. Maar tot haar verbazing glimlachte Farida naar haar.
‘Het is fijn hier nog een jonge vrouw te zien, en nog wel een Britse. Zahir en ik hebben allebei in Engeland gestudeerd, wist je dat?’
Verbaasd schudde Gina haar hoofd. ‘Nee, dat wist ik niet. Waar hebben jullie gestudeerd?’
‘In Oxford. Hij heeft politicologie en economie gestudeerd aan Pembroke College, en ik Engels en moderne talen aan Lady Margaret Hall.’
‘Dan zijn jullie erg intelligent. Mijn cijfers waren helaas niet hoog genoeg om aangenomen te worden in Oxford.’
‘Zahir kan razendsnel redeneren. Ik ben wat trager, maar kom er uiteindelijk ook wel.’
‘En, beviel het in Oxford?’
‘Het is een fascinerende stad, vol prachtige architectuur, geschiedenis en veel boeken. Ik was altijd al de boekenwurm van de familie. Ongeacht het tijdstip zat ik met mijn neus in de boeken, ook al voordat ik naar Oxford ging. Maar dat veranderde toen ik Azhar leerde kennen…’ Haar stem stierf weg, en ze raakte duidelijk weer in gedachten verzonken.
Gina’s hart kromp samen toen ze zich herinnerde dat Farida’s man was verongelukt. Zahirs zusje was nog zo jong, veel te jong om al weduwe te zijn.
Voordat ze het zelf doorhad, ging ze naast haar op het bankje zitten. ‘Was Azhar je man?’ vroeg ze vriendelijk.
Farida knikte. ‘Mijn grote liefde. Sinds zijn dood weet ik niet meer wat ik met mijn leven aan moet. Het voelt alsof ik niemand meer iets te bieden heb. Zelfs mijn broer niet, op wie ik altijd zo dol ben geweest. Alles lijkt gewoon zo zinloos.’
‘Nadat mijn moeder was gestorven, heeft mijn vader zich ook lange tijd zo gevoeld. Hij stopte zijn verdriet weg door zich terug te trekken en zich op zijn werk te storten. Het is me onlangs pas duidelijk geworden hoeveel hij eigenlijk voor haar voelde. Hun huwelijk leek nooit echt gebaseerd te zijn op liefde; meer op wederzijdse intelligentie. Maar de laatste tijd ben ik gaan beseffen dat ik dat verkeerd heb ingeschat.’
Farida keek Gina lange tijd aan, voordat ze zei: ‘Volgens mij draait alles om liefde. Een relatie of een huwelijk kan niet lang standhouden als er geen liefde in het spel is.’
‘En ik geloof dat ware liefde nooit overgaat. Waar Azhar nu ook is, hij waakt over je en wil dat het goed met je gaat. Volgens mij zou hij graag willen dat je weer van het leven ging genieten.’
Tot Gina’s verbazing legde Farida haar hand op de hare. ‘Bedankt, Gina. Ik denk dat ik daardoor vannacht een stuk beter zal slapen. Blijf je lang in Kabuyadir?’
Ze bloosde en sloeg een insect weg. ‘Dat weet ik niet zeker. Het hangt ervan af hoelang ons werk in beslag neemt. Ik ben hier met een collega, doctor Rivers.’
‘Dan hoop ik dat jullie nog lang bezig zijn.’ Farida glimlachte. ‘Het voelt namelijk alsof ik er een vriendin bij heb.’
Uit ontroering, en uit angst dat ze net zo verdrietig zou zijn als Zahir iets zou overkomen, prikten er plotseling tranen in Gina’s ogen. ‘Zo voel ik het ook.’
Gina werd wakker doordat er op haar deur werd geroffeld. Voor het slapengaan had ze zich niet uitgekleed, omdat Zahir had gezegd dat ze voor hem klaar moest staan wanneer hij terugkwam. Dat bevel had haar tegengestaan, maar nu hoopte ze alleen maar dat ze hem gezond en wel zou terugzien.
Snel duwde ze de zijden sprei van zich af en stond op.
‘Doctor Collins, Zijne Koninklijke Hoogheid wil dat u meteen naar zijn vertrekken komt!’ Jamal zag eruit alsof hij het hele paleis door was gerend, en er parelden zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd.
Geschokt greep Gina de deurpost vast om zich in evenwicht te houden. ‘Wat is er? Is hij gewond?’
‘Komt u nou naar.’ Jamal wenkte haar ongeduldig. ‘Geen vragen, alstublieft.’