„Er moet ergens een vergissing zijn, meneer,” zegt ze op vriendelijke, sussende toon. „Meneer Figel vertegenwoordigt een paar grote im- en exporthuizen in Libanon. Hij gaat nu weer terug na een reis door Europa om nieuwe zakenrelaties aan te knopen. De twee Egyptenaren, die u op straat zag, werken in zijn zaak. Het spijt me vreselijk dat één van hen u neersloeg, meneer. Maar u moet weten, dat die lui naar een bar waren geweest. De lange werd ineens handtastelijk, voor de deur hier, juist voordat we naar binnen gingen. Het kwam zo onverwacht, dat ik erg driftig werd. Maar hij heeft later zijn excuses gemaakt. Het was natuurlijk helemaal fout van me, dat ik de politie een valse naam opgaf, maar ik weet hoe meneer Figel er het land aan heeft in opspraak te komen en ik kon zo gauw niets beters bedenken. U kunt dat allemaal verifiëren bij meneer Figel, hij zit hier beneden.”
Ze kijkt me aan met haar schitterende ogen. Haar wangen zijn roze in de gloed van de kachel. „En Figel zal er heus niet over denken mij te verkopen, hoor! Ik heb kennis met hem gemaakt in de zaak waar ik werk en toen ik hem vertelde dat ik graag eens wat meer van de wereld zou willen zien, bood hij me aan zijn secretaresse te worden. Uw informaties zijn helemaal verkeerd, meneer. Iemand op uw bureau moet een vergissing hebben gemaakt.”
Dit kan zo niet doorgaan. Vermoeid zeg ik: „U bent het, die de vergissing maakt, juffrouw Vanhagen. Ik ben geen politieman.”
Ze trekt ongeduldig haar schouders op.
„Natuurlijk niet. U is geen gewone rechercheur of zo, maar u bent iemand van de speciale dienst, van de Vreemdelingenpolitie.”
„Nee, heus niet. Ik heet werkelijk Hendriks en ben boekhouder in de Bijenkorf.”
„Nou, als u het dan beslist zo wilt...” Ineens breekt ze haar zin af en kijkt me scherp aan. Ik zie nu dat er bruine vlekjes zijn in haar wijde, zwarte pupillen.
Ze gaat langzaam door: „Ja, ik begin toch te geloven dat u de waarheid spreekt. Maar waarom bent u dan in hemelsnaam hierheen gekomen?”
Ik haal de roodleren portefeuille uit mijn zak en geef die haar. „Omdat ik u dit wilde terugbrengen.”
Ze legt de portefeuille naast zich op het bed zonder er zelfs naar te kijken en zegt: „Daar zit m’n adres in. Waarom heeft u die portefeuille niet gewoon naar de Oudegracht gestuurd?”
Ik schuif de ijzeren kruk naar achteren, zodat ik met mijn rug tegen de muur kan leunen, leg mijn hoed op de vloer en haal mijn sigarettenkoker tevoorschijn. Ik offreer haar er een. Als ik de hare en de mijne heb aangestoken, zeg ik:
„Ik had gezien dat u alleen maar het gebaar maakte aan te bellen bij Pension Jansen. Toen ik licht zag achter het raam van dit zolderkamertje, viel het me in dat u wel eens alleen in dit lege huis zou kunnen zijn, omdat u zich verborgen zou willen houden. En het persoonsbewijs in uw portefeuille bewees me dat u de politie een valse naam en adres had opgegeven. Ik ben hier gekomen, omdat ik dacht dat u in moeilijkheden zat en hulp nodig had.”
Zij knikt langzaam. Ze doet een trekje aan haar sigaret en vraagt:
„Hoe weet u dat van Figel?”
„Ik moest langs de achterkant van het huis naar boven klimmen. Toen ik op het balkon van de verdieping hier beneden stond, hoorde ik Figel over u praten met een man die hij Miguel noemde.”
Een tijdje rookt ze zwijgend. Ineens kijkt ze me van terzijde aan en zegt droogjes: „Ik wist wel dat je heel wat in je mars moet hebben om een baan in de Bijenkorf te krijgen, maar dat ze van hun boekhouders ook ervaring in geveltoerisme eisen, dat’s wat nieuws! Ik ben er helemaal niet zo zeker van dat u werkelijk boekhouder in de Bijenkorf bent. Maar ik zal u nou toch maar de waarheid vertellen, want u heeft zich verbazend veel moeite voor me gegeven en u moet echt niet denken dat ik dat niet waardeer.”
Ze reikt langs me heen en drukt haar sigaret uit in de deksel van een crème-potje. Weer ruik ik haar haar en haar lichaam. Ze steekt haar handen in de zakken van haar kamerjas en gaat op zakelijke toon voort: „Figel is werkelijk een gewone handelsman, zoals ik u zoeven al zei. Maar ik ben niet zijn secretaresse. Ik kan nauwelijks behoorlijk spellen! Ik kan wel wat zingen en dansen. Een beetje maar, net niet goed genoeg om ooit echt veel succes te hebben. Nou moet u weten dat Figel ook als impresario optreedt en goede relaties heeft in de amusementswereld. Ik heb hem een paar maanden geleden ontmoet in de dancing Chez Claude, waar ik een zangnummertje geef. Toen ie me vertelde dat ie in Libanon woont, vroeg ik ’m zo half uit de grap of ie niet eens een tourneetje voor me zou kunnen organiseren daar in het Midden-Oosten. Hij gaf me zijn adres in Beiroet en zei dat ik ’m maar es een mooie foto van mezelf moest sturen, dan zou hij wel eens zien wat ie voor me kon doen. Nou, ik heb ’m toen die foto maar gestuurd, precies zoals je een lotje in de loterij koopt. Zo van het kost niet veel en je kunt nooit weten. Maar toen ie verleden week weer hier in Amsterdam was, vertelt ie me waarachtig, dat het voor elkaar is en dat ik met hem naar Alexandrië kan reizen, gratis voor niks.”