Mochtar had gelijk, zeg ik tot mezelf. Dit is alleen maar een flauwe nachtclub-truc, een soort striptease. Maar terzelfdertijd weet ik dat dit anders is. Dit begint waar de striptease eindigt. Want het scherm verhult, maar toont toch alles. Het toont de details met een ontstellende duidelijkheid. Er is zelfs de roze gloed van het vlees als ze haar leden dicht tegen het scherm drukt. Of is het de gloed van de kachel die haar heupen als een aureool omgeeft? Slechts de ongebreidelde overgave van deze gedanste extase van de daad der liefde verhindert dat dit een stuitende obsceniteit wordt.
„Ge ziet dit door een sluier, een sluier van stof, die u van haar lichaam scheidt. En dan door een sluier van glas, welke haar wereld voor u afsluit.”
Ik heb hardop gesproken en het primitieve instinct tot zelfbehoud doet me een vlugge blik op de drie op de sofa werpen. Maar hun hoofden zijn onbeweeglijk naar het scherm gekeerd. Ik kijk naar Figel. Hij heeft zijn hoofd opgeheven en staart naar de danseres, zijn breed gezicht even strak als tevoren.
Maar hij zit achter het scherm en dus ziet hij haar in haar volle naaktheid.
Ik word bevangen door een plotselinge duizeling. De sluier, de dubbele sluier wordt verscheurd door het opwellen van de hartstocht die zo lang werd onderdrukt. Het vuur laait op, het is de essentie van alle extases die ik ooit doorleefd heb, aangewakkerd door de dierlijke razernij over het gedeelde vlees. Ik begin zo hevig te beven, dat ik met beide handpalmen steun moet zoeken tegen de ruit. Ik laat alle voorzichtigheid varen en druk mijn gezicht tegen het kille glas. Mijn gehele wezen gaat uit naar die nodende gestalte op het scherm, waar verleden en heden gewelddadig worden samengeklonken.
Eindelijk houdt de muziek op, het silhouet van de naakte vrouw vervaagt tot een grijze schaduw. En dan is het scherm leeg. Ik val op mijn knieën en druk de natte mouw van mijn regenjas tegen mijn mond om mijn snikken te onderdrukken. De scherpe kanten van het plankier snijden in mijn knieën en de koude regen valt op mijn onbedekt hoofd.
Na ik weet niet hoe lang tast ik naar mijn afgevallen hoed en kom weer overeind. Ik ben nu kalm, want ik heb de uiteindelijke oplossing gevonden. Mijn benadering van mijn probleem is fout geweest, volkomen fout. Nu heb ik het juiste antwoord gevonden, het enige antwoord. Het heeft een rechte, scherp aangegeven weg gebrand door het dode kreupelhout van mijn nutteloos nadenken, een weg van het verleden naar het heden.
En naar de toekomst.
Als ik me weer tot het raam wend, zie ik dat het laken in een hoop op de vloer ligt. Achmad en Mochtar zitten nog op de sofa. Mochtar, in zijn hoek, met een tevreden gezicht; Achmad met gebogen hoofd, zijn ellebogen op zijn knieën. Miguel staat weer bij de elektrische kachel, hij poetst zijn nagels met zijn zakdoek. Eveline staat naast hem, weer in haar kamerjas. Zij rookt een sigaret met korte, nerveuze trekken. Figel steekt een lange arm uit en zet de radio af, die de een of andere aankondiging aan het schetteren is. Zijn oog valt op de dichtstbijzijnde naakte Griekse dame. Met een peinzend gelaat drukt hij de gloeiende stomp van zijn sigaar uit op haar geronde buik. Hij haalt een grote zilveren sigarenkoker uit zijn binnenzak, zoekt een nieuwe sigaar uit en vraagt aan Miguel:
„Wat denk jij ervan?”
Miguel trekt zijn schouders op, hij laat het licht eens op zijn gepolijste nagels vallen en zegt dan: „Gaat wel.” Eveline keert zich naar hem om met een boze uitroep. Maar Figel heft zijn hand op. Hij bijt het puntje van zijn sigaar, steekt hem aan en zegt vermanend tot haar:
„Hou je bedaard, ik denk wel dat Miguel gelijk heeft.” Misschien spreekt hij luider dan tevoren, misschien ook zijn mijn zintuigen nu hyperscherp. In elk geval versta ik nu elk woord dat hij zegt. „Niet slecht, maar niet goed genoeg voor het Arabische publiek. Dat heeft geen bezwaar tegen knappe kunstjes in bed, maar als ze naar een dans kijken, willen ze ook een dans zien.”
Hij roept naar Achmad: „Wat denk jij ervan?”
Achmad kijkt op. Hij antwoordt langzaam: „In Beiroet zou het wel gaan.” Zijn stem klinkt dof en onverschillig. „Maar niet in Cairo, en ook niet in Damascus of Baghdad. Daar willen ze een echte Arabische buikdans zien.”
„Zie je wel,” zegt Figel tegen Eveline.
„Ja zeker, dat moet je hebben, een echte buikdans.” Miguel knikt nadrukkelijk en gaat door: „Ik zou dat maar leren. En zorg dat je wat dikker wordt, beste meid. Ze beoordelen daarginds de vrouwen naar het pond.”
Eveline negeert hem.
„Ik kan het toch zeker wel leren, hè?” vraagt zij aan Figel in het Duits. „Ze zullen daar toch wel dansscholen of zo hebben?”
Figel knikt gewichtig. „Maak je geen zorgen,” antwoordt hij, ook in het Duits. „We zullen wel zien wat het wordt.” Duits is klaarblijkelijk zijn moedertaal.