Megans gezicht was bleek en vertrokken van angst en zorgen. ‘Ik wou dat we dit konden verzwijgen,’ zei ze. ‘Het is al erg genoeg dat mijn moeder te horen moet krijgen dat haar broer een dief is, niet meer dan een paar weken na de ontdekking dat haar man bigamie pleegde, maar als ze hoort dat haar eigen broer achter de moord op haar man zat, zal ze instorten.’
‘Zeg het dan niet,’ adviseerde Julio. ‘Je hoeft niemand te vertellen wat je weet.’
Adam kon zien hoe graag Megan dat wilde. ‘Maar we zijn het Consuela verschuldigd dat ze een identiteit krijgt,’ zei Megan toen. Ze haalde hortend adem en keek naar Adam. ‘En we zijn Avery en Kate ook de waarheid verschuldigd. Hoe zouden we mijn moeders gevoelens voor haar broer kunnen beschermen ten koste van leugens tegen het andere gezin van mijn vader? Per slot van rekening is Kate ook een dochter van mijn vader.’ Haar stem werd zacht. ‘Ze is ook mijn zus.’
Julio haalde zijn schouders op. ‘Ik kan jullie niet vertellen hoe jullie met de gezinnen van Ron Raven moeten omgaan en hoe jullie moeten bepalen wat het zwaarst weegt. Maar wat Consuela betreft, moet je weten dat iedereen van haar familie al weet hoe het zit. We hebben geen lichaam om te begraven en geen grafsteen met een naam erop. We zien het niet als een schande voor mijn nicht als de politie en de media in Amerika niet weten wie ze is. Integendeel, we hebben liever dat ze anoniem blijft.’
Plotseling sloeg Oscar met zijn geweer tegen de muur en brak uit in een spervuur van woorden, druk naar het kleine raampje gebarend. Toen stampte hij naar de voordeur en bleef daar staan, zijn hand op de zware houten grendel die de deur dichthield.
Julio lachte wrang. ‘Mijn zwager wijst erop dat het binnen een halfuur licht wordt. Hij zegt dat het straks niet meer belangrijk is wat we bespreken, omdat we allemaal dood zullen zijn als we hier blijven. Hij heeft gelijk.’ Julio gaf zijn zus een kus op beide wangen. ‘Ga met God, Arabela.’
‘Jij ook.’ Arabela ging naar Oscar en gaf hem net zo’n bijna plechtige omhelzing als haar broer. Ze zeiden nog kort iets tegen elkaar in Mayataal. Uit hun lichaamstaal bleek niets van hun emoties, en als Adam de tranen in hun ogen niet had gezien – niet alleen bij Arabela maar ook bij Oscar – dan zou hij nooit hebben geweten dat ze zo geëmotioneerd waren.
De twee mannen glipten weg, de duisternis in. Er viel een stilte, die des te intenser was omdat Adam zich inspande om de geluiden van hun vertrek te horen.
‘Hebben ze een auto?’ vroeg Megan. ‘Ze zullen toch niet proberen te voet te ontsnappen?’
‘Maak je geen zorgen over hen. Ze redden zich wel.’ Arabela nam hen mee uit het kleine huisje, achterom, naar de plaats waar de jeep geparkeerd stond.
‘Stap maar in,’ zei ze. ‘Gordels om. Het wordt een lange reis, en het is een beroerde weg.’
Adam pakte Megans hand. Haar vingers sloten zich om die van hem. De reis zou wel meevallen, dacht hij, zolang ze maar bij elkaar waren.
Hoofdstuk 23
8 juni 2006, de Flying W Ranch, Wyoming
Megan schoof de versnelling in de parkeerstand en zette de motor uit maar stapte nog niet uit de wagen. Het kostte nog wel een paar ogenblikken om genoeg moed te verzamelen om het huis van haar moeder binnen te gaan.
Adam legde zijn hand over haar vingers. Ze had niet eens gemerkt dat ze op het stuur zat te trommelen. Ze was dol op zijn handen, met hun sterke brede handpalmen die contrasteerden met zijn lange slanke vingers. Die aanraking volstond om een aantal van de vlinders die een gevechtsterrein van haar buik hadden gemaakt, tot bedaren te brengen. Ze keek hem aan en putte moed uit zijn vaste blik.
Hij bracht haar hand aan zijn lippen en kuste haar knokkels vederlicht. Het gebaar was erotisch maar ook geruststellend. Voor Adam had ze nooit een man ontmoet die haar zintuigen zo in beweging kon brengen en die haar hart op hol deed slaan door zoiets als een eenvoudige streling. Ze glimlachte naar hem, zich koesterend in de warmte van zijn meestal koelgrijze ogen toen hij naar haar keek.
Ze haalde diep adem om nog meer te kalmeren. ‘Goed. Ik ben er klaar voor.’
Ze gingen het trapje op en belden aan. Megan hoorde de honden in de gang blaffen. De herrie van de dieren overstemde het geluid van haar moeders voetstappen bijna.
Ellie deed de deur open en begroette haar dochter met een blije lach en een omhelzing. De honden voerden hun gebruikelijke schouwspel vol honds enthousiasme op en duwden hun snuiten tegen Megans handen, vriendelijk maar dringend verzoekend om geaaid te worden. Hun staarten sloegen zo hard tegen de vloer, dat de tinnen kan op een bijzettafeltje ervan rammelde.
‘Kom binnen, lieverd. Je bent wat eerder dan je had gezegd, maar gelukkig heb ik mijn haar al gekamd en lippenstift opgedaan.’