‘Je moet niets zeggen. Ik heb je mond afgeplakt voor je eigen bestwil.’ De stem van haar aanvaller was bijna niet te horen. ‘Je zult ons moeten vertrouwen. Je oom wil jullie morgen laten vermoorden, zodra jullie terug zijn in Mexico City. Daarom moeten jullie Belize langs een andere weg verlaten, een waarvan je oom het bestaan niet weet en waar hij geen macht over heeft. We zullen jullie in veiligheid brengen.’
De gelaatsuitdrukking van haar ontvoerder bleef onbewogen toen hij die opmerkelijke uitspraak deed. Hij pakte haar weekendtas van de vloer vlak bij de kast. Megan zag dat haar portemonnee er aan de bovenkant uit stak. Waarschijnlijk was ze beroofd door de ontvoerder. Of zou hij gecontroleerd hebben of ze de benodigde documenten en het geld bezat om het land uit te kunnen komen?
De ontvoerder zwaaide haar weekendtas over zijn schouder, wat een bizar contrast vormde met het geweer dat aan de andere kant hing. ‘Loop zacht naar de deur. Niet gillen. Geen geluid, niets. Je leven kan ervan af hangen.’
Een ontvoerder met geweer te vertrouwen die akelig veel gelijkenis vertoonde met de man die haar vader had vermoord, leek Megan niet de slimste optie die nu nog openstond. Het was dan ook wel een gigantische stap om na het aanvaarden dat haar oom een dief en afperser was, nu ook nog te moeten geloven dat hij Adam wilde laten vermoorden. Ze was nog niet zover dat ze die stap kon zetten.
Zelfs als oom Ted hen dood wilde hebben – en waarom zou hij? – hoe kon hij dan denken dat hij niet verdacht zou worden? Een aantal mensen in Amerika, onder wie haar broer, wist waar ze was. Bovendien had Adam een briefje in het hotel in Mexico City achtergelaten waarin stond dat ze naar Belize vlogen met Navigación Águila. Als Adam en haar iets overkwam, dan zou haar oom via Eric toch als eerste worden verdacht?
Maar misschien toch ook niet, dacht Megan met een misselijk gevoel, vooral niet als ze in Mexico City omkwamen. Voordat haar vader was gestorven en haar wereld al buitelend een nieuwe dimensie was binnen gestuiterd, zou ze dergelijke beschuldigingen tegen haar oom nooit hebben geloofd.
Zelfs nu kon ze – wilde ze – niet geloven dat oom Ted haar dood wilde. Nee, ze wilde het niet aanvaarden. De enige logische conclusie was dat de ontvoerder loog; hij had het alleen verzonnen om haar rustig te laten meegaan.
Nou, dan hadden ze mooi de verkeerde vrouw uitgezocht, als ze hoopten dat ze zich gewillig liet meevoeren, dacht ze somber. Als ze toch moest sterven, dan zou ze wel van zich af slaan. Ze had genoeg films gezien om te weten dat het feit dat geen van beide ontvoerders een masker droeg, een slecht teken was. Dan behoorde het tot de mogelijkheden dat de ontvoerders ervan uitgingen dat zij en Adam toch niet lang genoeg zouden leven om hen te identificeren.
Dwars door haar angst heen deed Megan haar uiterste best om alles op een rijtje te zetten. Als ze ervandoor ging, zouden de ontvoerders haar al snel hebben ingehaald. Of nog erger, haar in de rug schieten. Het geluid van een schot zou haar oom weliswaar wekken, maar dan zou zij al dood zijn. Wat een goede reden was om hem niet op die manier wakker te maken.
Hoe zou ze haar oom wakker kunnen krijgen zonder eerst neergeschoten te worden? Met de tape voor haar mond kon ze nauwelijks een kreun uitbrengen, laat staan een schreeuw. Als ze met haar voeten stampte en een schermutseling pal voor oom Teds slaapkamer begon, zou hij dan wakker worden? Vast wel, dacht Megan. Maar zelfs al hoorde oom Ted de geluiden en kwam hij zijn bed uit, dan nog hadden de ontvoerders tijd genoeg om haar en Adam te vermoorden voordat haar oom bij hen was.
Met tegenzin zag ze het feit onder ogen dat ze kennelijk de keus had tussen een vage hoop op een eis voor losgeld of een onmiddellijke dood. Wel verdraaid, ze zóú een manier vinden om te ontsnappen! Alleen moest ze misschien accepteren dat dit niet de juiste tijd en plaats was om een poging te doen.
De tweede belager trok Adam intussen overeind en duwde hem met zijn geweer in de richting van de gang. Adam zwaaide op zijn voeten heen en weer, kennelijk nog versuft door de klap op zijn hoofd. Hij leek nauwelijks op zijn benen te kunnen staan, wat erop wees dat hij waarschijnlijk harder was geraakt dan de ontvoerder beweerde.
‘Lopen,’ fluisterde Megans aanvaller in haar oor. Hij porde met zijn geweer tegen haar ruggengraat om haar tot spoed te manen.
Dat deed niet echt pijn maar deed wel haar frustratie nog meer toenemen. Ze was niet van plan rustig mee te komen, alsof ze voor een picknick met de kerk was uitgenodigd. Ze schatte in dat het risico dat ze nam als ze haar oom probeerde te wekken, kleiner was dan het risico de gewapende ontvoerders te vertrouwen. Dus zou ze voor de slaapkamer van haar oom flink stampei maken, in de hoop dat de ontvoerders zouden vluchten in plaats van een gevecht aan te gaan. Met wat geluk zouden ze zo slim zijn in te zien dat ze hun verlies moesten incasseren.