‘Het spijt me dat ik dacht dat je een minnares ging opzoeken, maar ik ben blij dat ik je moeder heb ontmoet.’
‘Ze vond je aardig.’ Hij glimlachte een scheve glimlach. ‘Waarschijnlijk omdat ze vindt dat jullie een hoop gemeen hebben, omdat zij ook zwanger is.’
‘Waarom denkt ze dat jij Nathaniel bent?’
Zijn mond verstrakte. ‘Omdat hij degene is die ze met zich meenam toen ze zelfmoord wilde plegen. Hij was de baby die mijn vader niet wilde.’ Hij keek haar aan, en ze huiverde bij de sombere blik in zijn ogen. ‘Het is geen troost dat ze hem ook niet herkent. Ze is door hem geobsedeerd. Weet je dat ik heel lang jaloers op Nathaniel ben geweest omdat ze hem had uitgekozen om met zich mee te nemen bij haar zelfmoord?’
Ze raakte even zijn hand aan. ‘Dat is volgens mij heel normaal. En ik denk dat ze ergens precies weet wie je bent. Het is geweldig dat je haar niet tegenspreekt.’
Zwijgend zaten ze naast elkaar, maar na een paar minuten besloot Aneesa dat ze moest zeggen wat ze te zeggen had omdat ze anders later misschien de moed niet meer zou hebben.
‘Ik moet naar huis, Sebastian. Ik wil bij mijn familie zijn.’ Ze was zo bang dat de opluchting misschien van zijn gezicht was af te lezen dat ze hem niet aan kon kijken. ‘Ik ben er klaar voor, om terug te gaan en als alleenstaand moeder verder te gaan – daar heb ik geen probleem mee. Maar ik heb mijn familie nodig. Ik zou toch een keer teruggaan, dus waarom niet nu?’
Hij draaide zich naar haar toe, en ze keek hem eventjes aan. Ze kon zijn gezichtsuitdrukking niet ontcijferen.
Toen Sebastian die ochtend wakker werd, en hij aan alle gebeurtenissen van de dagen en nachten daarvoor dacht, en de intensiteit van zijn ervaringen met Aneesa – op lichamelijk en emotioneel vlak – was hij dichtgeklapt. Hij had zich in zichzelf teruggetrokken. Om zichzelf te beschermen. Maar Aneesa stond niet toe dat hij zich verstopte.
Nu werd hij pijnlijk geraakt door haar woorden. Maar hij herstelde zich snel. Waarom zou het hem iets kunnen schelen dat Aneesa naar huis wilde? Dat was altijd het plan geweest. Hij moest een cynische glimlach onderdrukken. Waarom zou ze niet terug willen rennen naar het normale leven, nu ze het rariteitenkabinet van de familie Wolfe had gezien?
En toch… Hij kende genoeg vrouwen die de lijken in de kast voor lief zouden nemen om te kunnen genieten van de onbeperkte rijkdom en status. Dat was immers precies wat zijn eigen moeder had gedaan toen ze met William Wolfe en zijn schare kinderen ging samenleven. Aneesa droeg zijn kind. Ze had hem in zijn macht, maar ze wilde zijn geld niet. Er was hier niets dat ze aantrekkelijk genoeg vond om haar hier te houden. Ook hij niet.
Opnieuw bewees ze dat ze in niets op zijn moeder leek – of op welke andere vrouw die hij ooit had ontmoet.
Haar grote ogen keken hem aan, waardoor er een ondefinieerbare emotie in hem opkwam. Hij glimlachte. ‘Natuurlijk wil je naar huis.’
Haar ogen werden spleetjes. ‘Wat bedoel je daar precies mee?’
Hij keek een andere kant op en haalde zijn schouders op. ‘Je hebt steeds gezegd dat je weer naar huis terug wilde.’
‘Ja, inderdaad,’ zei ze met een zucht. ‘En ik denk dat het de hoogste tijd is, voordat ik in een karikatuur van een jaloerse minnares verander.’
Haar eerlijkheid verbaasde hem. Hij was er zo aan gewend dat vrouwen vaag en omzichtig waren.
Voordat hij daar verder over kon nadenken, stond ze op.
‘Je hebt heel duidelijk gemaakt wat er hier zou gebeuren en wat je wilde. Dus ik zie niet in waarom ik nog langer zou blijven. Thuis zal de ergste storm wel over zijn, en ik moet me op de komst van de baby voorbereiden. Tenminste…’ Plotseling klonk haar stem aarzelend. ‘Als de dingen voor jou niet zijn veranderd…’
Sebastian keek naar haar op. Ze stond met de zon in haar rug, en hij zag alleen haar slanke silhouet. Ze had het natuurlijk over het feit dat hij met haar in de buurt voortdurend emotionele bekentenissen deed. Vroeg ze hem of hij wilde dat ze zou blijven omdat hij haar nodig had? Had ze medelijden met hem? Voelde ze zich verantwoordelijk voor hem omdat hij misschien van haar afhankelijk was geworden? Zijn hele wezen kwam daartegen in opstand.
Abrupt stond hij ook op. ‘Nee. Waarom zou er iets zijn veranderd?’ Hij haalde zijn mobiel tevoorschijn en belde zijn chauffeur.
Toen ze in de auto zaten probeerde Aneesa hem niet te laten merken dat ze zat te beven. Het had haar al haar moed gekost om hem te vragen of er iets was veranderd. Ze had haar adem ingehouden. Tegen alles in had ze gehoopt dat wat ze de laatste paar dagen hadden gedeeld, een nieuwe intimiteit tussen hen had gesmeed. Ze had niet willen toegeven dat ze jaloers was, maar hij dacht dat het seksuele jaloezie was, en niet de ondermijnende emotionele jaloezie die je voelde als je van iemand hield.