‘Wat heeft de schouwarts gezegd?’ vroeg Telander terwijl ze de overschoenen aantrok. Achter zich hoorde ze Kraus steunen. Het kostte hem moeite de plastic hoezen over zijn laarzen te trekken.
Lieftinck schraapte zijn keel en rechtte zijn rug. Hij stond in de officiershouding, handen op de rug, borst vooruit. ‘Het slachtoffer is gisteravond tussen negen en elf uur overleden. De rigor mortis was al volledig opgetreden. Verschillende kledingsstukken ontbreken. Het slachtoffer heeft gebraakt.’
Telander trok hard aan de plastic handschoen.
‘Hoe is ze vermoord?’ vroeg Kraus.
‘De dader heeft haar hals opengesneden. Ze is doodgebloed.’
‘We gaan nu kijken,’ zei Telander. ‘Waar kunnen we het beste de struiken in?’
‘Ik wijs jullie een opening.’
Konings zat onderuitgezakt met haar benen wijd tegen een berkenboom. Haar mond stond verwrongen open, haar ogen waren gesloten. De snede in haar hals was enkele centimeters diep en ongeveer twintig centimeter lang. De regen had het meeste bloed weggespoeld. Om haar heen hing de stank van braaksel, urine en ontlasting.
Op haar hals trippelden vliegen. Telander zwaaide met haar armen voor het lichaam van Konings. De vliegen vlogen op en zoemden. Een paar seconden later waren ze weer terug.
‘Waar is haar broek? En haar schoenen?’ vroeg Kraus.
‘Niet gevonden. Geen schoenen, sokken, niets.’
‘De dader moet de kleding meegenomen hebben.’
‘Dat lijkt aannemelijk.’
‘Is ze verkracht?’
‘Dat kon de schouwarts niet zeggen.’
‘Zijn er sporen van de dader?’
‘Een paar schoenafdrukken, maar die hoeven niet per se van Konings of de dader te zijn. Er komen veel mensen in het park.’
‘Maar die gaan toch niet de bosjes in?’
‘Waarom niet? Even tegen een boompje plassen, een voetbal die in de struiken rolt of een shuttle die in de bosjes geslagen wordt.’
‘Wie heeft haar gevonden?’ vroeg Telander.
‘Een wandelaar met zijn hond. Het beest wilde de bosjes niet meer uitkomen. Toen de wandelaar de struiken inliep zag hij zijn hond die aan Konings’ hals likte. De man was geschokt.’
‘Honden zijn smerige beesten,’ zei Telander. ‘Ze likken overal aan.’
‘Dat zit in hun natuur,’ zei Lieftinck.
‘Had de wandelaar nog bruikbare informatie?’
‘Niets. Ik heb uiteraard zijn naam en telefoonnummer genoteerd, maar we hebben niets aan hem. Als jullie het goed vinden, zou ik nu graag verder gaan met mijn werk. We zijn nog niet klaar.’
Telander nam haar telefoon en maakte twee foto’s.
Daarna stapten de rechercheurs het grasveld op en haalden allebei diep adem. Een koolmeesje begon hard te fluiten.
‘Het lijkt een andere dader,’ zei Telander. ‘Bloederig, snel, grof.’