‘Hoezo?’
Telander legde even een hand op Kraus’ arm.
‘Je bent echt een man. Ik zeg tegen je dat je een goede vader wilt zijn en jij maakt het direct algemeen. Dus ik stel je een persoonlijke vraag en je pareert die door te generaliseren.’
‘Wat heeft dat nu weer te maken met dat ik een man ben?’
‘Mannen hebben soms ook de neiging zijwegen in te slaan om het daadwerkelijke probleem te omzeilen.’
‘Uit welk boek heb je die wijsheid?’
Telander lachte en tikte met haar tongpiercing tegen haar boventanden. ‘Ha, een nieuwe zijweg dus.’
‘Wat bedoel je?’
‘Je bent ontwijkend.’
‘Laten we er maar over ophouden. We hebben belangrijker zaken aan ons hoofd.’
‘Ik ken je nog maar een paar dagen, maar ik weet dat jouw jongens erg belangrijk voor je zijn.’
‘Net zoals jouw vader voor jou.’ Kraus remde hard voor een plotseling overstekende fietser. Hij claxonneerde. De jongen op de fiets stak zijn middelvinger op.
‘Ik had hem wel dood kunnen rijden.’
‘Je mag hier maar tachtig.’
Kraus gaf nog wat gas bij. ‘Ik wil zo snel mogelijk die Van der Steen inrekenen.’
‘Hij is de moordenaar niet.’
‘Hoe weet je dat? Vrouwelijke intuïtie?’
‘Eerder door deductie. Vroeger werd dat denkvermogen overigens gezien als louter mannelijk. Vind je het trouwens goed dat ik een sigaret opsteek?’
‘Doe maar. Het is mijn auto niet.’
Telander frummelde een sigaret uit het blauwe pakje en stak hem aan. Ze inhaleerde en blies de rook tegen de voorruit.
‘Zware shag is er niets bij,’ bromde Kraus.
‘Heb jij die gerookt?’
‘Jarenlang. Geef mij ook eens een haal.’
‘Zou je dat wel doen?’
‘Lone, kom op.’
Telander draaide zich half naar Kraus toe en stak de sigaret tussen zijn lippen. Ze hield de sigaret tussen haar wijs- en middelvinger vast. Kraus nam een trek, opende zijn mond en inhaleerde. Telander trok haar hand terug.
Kraus slikte. ‘Heftig. De nicotine heeft onmiddellijk effect: ik ben een beetje duizelig en mijn hartslag is sneller.’ Terwijl hij praatte kwam de rook in korte stootjes uit zijn mond. ‘Heerlijk. Mag ik een peuk van je?’
Telander stak een sigaret voor hem aan. Ze rookten zwijgend.
Telander drukte op een knopje en het raam gleed naar beneden. Ze gooide de peuk naar buiten en voelde de regenspetters op haar hand en pols. Het weer was de hele dag mooi geweest, maar nu dreven de voorspelde buien het land in. Het raam ging weer dicht.
‘Kutweer,’ zei ze. ‘Als Konings ergens tussen de struiken gevonden wordt, zullen de meeste sporen niet meer traceerbaar zijn. De dader heeft geluk.’