‘Je zult straks niet bij mij zijn. Meer dan vijfentwintig jaar heb ik gewacht. Ik heb nooit een man in mijn leven gehad. Dat geluk hebben jullie me ontnomen. Jij, Fred en Victor zijn in me geweest, maar jij hebt me ontmaagd. Liefdeloos, alsof ik een object was. Je hebt me niet aangekeken terwijl je bewoog. Je hebt je hoofd weggedraaid. Het leek alsof je van mij walgde. Je maakte geen geluid toen je klaarkwam alsof het een toevallig terzijde was. Alleen je schouders schokten alsof je mij van je af schudde. En je hijgde licht. Je adem was bedorven en je stonk naar zweet, net als Fred en Victor. Angstzweet. Rotte uien. Victor voelde ik niet meer. Mijn onderlichaam leek verdoofd of misschien had hij een piemel zo klein en dun als een pink.
Jullie lieten me alleen achter. Ik bloedde en heb langdurig gedoucht. De douchekop tussen mijn benen om het misselijkmakende vocht eruit te spoelen. Twee dagen later vond ik het nog terug. Kleine, stijf witte draden. Mijn slipjes heb ik in de achtertuin verbrand.’
Ze klikte de aansteker open en met een snelle duimbeweging maakte ze vuur.
‘Je hebt mijn leven verwoest. Ik heb later vaak geprobeerd met een man te slapen, maar als hij bewoog, rook ik jouw vunzige adem en weerzinwekkende zweetlucht. Alle mannen heb ik van me af geduwd.’
‘Ik was nog een jongen. Ik was verliefd op je, maar je was op Jan-Albert gevallen. De boosheid en jaloezie maakten me blind voor de misdaad.’
‘Jullie dachten vast allemaal dat Jan-Albert en ik het met elkaar deden, maar het ging hem niet om seks.’
‘Waarom dan?’
‘Dat gaat jou niets aan.’
Ze maakte een kruisbeweging voor mijn gezicht en stapte achteruit. Terwijl ze wegzweefde, gooide ze de aansteker op de vloer.
Het is kwart over elf. De kaarsen branden. Nog vijf centimeter ben ik van de dood verwijderd. Hoor ik Fiona lachen? Ruik ik een schroeilucht? De pijn in mijn borst loeit weer aan.
Le coq
Volgens het navigatiesysteem was het achtentwintig kilometer naar de bistro, ruim twintig minuten rijden. De ruitenwissers zwiepten over de voorruit. Kraus had één hand aan het stuur en belde met Stef.
‘Hopelijk kunnen jullie volgend weekend komen. Ik verheug me erop.’
Kraus luisterde.
‘Als de zaak achter de rug is, laat ik me in het ziekenhuis helemaal binnenstebuiten keren. We zien elkaar volgende week. Veel succes deze week met de studie en de groeten aan Nick.’
Kraus haalde zijn neus op en stopte de telefoon in zijn broekzak. Hij remde voor een verkeerslicht.
‘Vind je het moeilijk dat je jongens bij je ex wonen?’
Kraus snoof. ‘Dat gebeurt nu eenmaal bijna altijd. Kinderen gaan na een scheiding meestal bij hun moeder wonen.’
‘Ik vroeg of je dat lastig vindt.’
‘Waarom wil je dat weten?’
‘Je ontwijkt mijn vraag.’
‘Ik wil er niet over praten.’ Kraus gaf gas. De wielen spinden even over het natte asfalt.
‘Volgens mij wil je gewoon een goede vader zijn.’
‘Dat willen alle vaders.’
‘Dat denk ik niet.’