Home>>read Drift free online

Drift(73)

By:Peter van Beek


                ‘Dan verzoek je hem toch mee te komen naar het bureau.’

                Telander keek op haar horloge. ‘Het is bijna elf uur. De beelden van het derde slachtoffer komen zo binnen. Die wil ik zien.’

                ‘Eerst Van der Steen. Wij kunnen ook wel naar die beelden kijken. Ik stuur Ros en Ter Apel en de TR naar de woning van Konings om huiszoeking en sporenonderzoek te doen.’

                Kraus trok aan Telanders jasje. ‘Hoe eerder we terug zijn hoe beter.’





Alsof ik een object was


                De pijn is langzaam weggezakt. De zak cement is van mijn borst gegleden. Het voelde eerst als een opluchting. Ik kon weer rustig ademhalen, even vergeten dat het gewicht mij plette, maar dat was van korte duur: de kaarsen zijn voor driekwart opgebrand. Op zijn laatst zal ik morgenochtend verbranden. Hij heeft overal benzine neergezet. Het zal snel gaan, een paar minuten hooguit. Zal ik stikken of zullen mijn vitale organen het begeven?

                Mijn denkvermogen is traag. Mijn hoofd is dof, mijn hartslag bonkt in mijn oren. Urenlang bestond ik alleen uit dorst en uitputting. Ik beleefde een kort geluksmoment: hij had in de hoek van de stacaravan een bar ingericht en wenkte me. Ik leunde ontspannen op de bar en hij tapte een biertje dat ik naar binnen klokte. De licht bittere smaak en het koolzuur prikkelden mijn tong, mond, gehemelte en keel. Ik had nog steeds dorst en ik knikte naar hem. Hij liet het glas volstromen en streek de schuimkraag glad. Ik dronk.

                Een uur geleden klopte iemand op de deur. Niet één keer, maar misschien wel honderdmaal. Het leek alsof ik uit mijn lichaam zweefde en dwars door de muur naar buiten gleed. Aan de deur stond Fiona, in een vergaan doodshemd. Op haar rug fladderden zwarte vleugels. Uit haar oogkassen kronkelden maden. Haar schedel was door het dunne hoofdhaar zichtbaar. De botjes van haar handen rammelden. Ze boog en strekte onafgebroken haar wijsvinger.

                ‘Ik kom je halen.’ Haar stem was zo helder dat het leek of de klank uit de hemel kwam.

                ‘Nog niet. Mijn leven is nog niet voorbij. Ik moet nog…’

                ‘De bekende smoezen: je moet nog afscheid nemen van je familie, je zou het nog goed willen maken met je oude vader en je wilt je vermogen veiligstellen, omdat je bang bent dat je geld bij de verkeerden terechtkomt. Het liefst zou je al je geld en bezittingen meenemen je graf in. Het is altijd hetzelfde liedje. Iedereen weet dat hij moet sterven, maar het overkomt alleen anderen.’

                ‘Geef me nog één dag.’

                ‘Dat hoor ik ook zo vaak.’

                ‘Een avond dan.’

                Fiona zuchtte.

                ‘Een uur?’

                ‘Dealen met de dood is onmogelijk.’

                Vanonder haar stinkende hemd haalde Fiona een Zippo-aansteker tevoorschijn.

                ‘Naar binnen.’

                We zweefden door de kunststofwand de stacaravan in. Het was er benauwd. Ze pakte me vast en klikte handboeien om mijn polsen. Ik hing weer aan de paal. Dorst, dacht ik. Waarom redt niemand me?

                Fiona nam de jerrycans en spatte de benzine tegen de wanden, op de vloer en over de bank. Een andere jerrycan goot ze leeg over mijn hoofd.

                ‘Ik ben je genadig,’ zei ze. ‘Het zal nu snel gaan.’

                Het is gebeurd met me, dacht ik.

                Fiona’s liploze mond was vlak bij mijn rechteroor.