‘Als we de dader te pakken hebben, vraag ik mijn huisarts om een verwijzing.’
‘Heel goed, lieve Lone.’
Telander en Mahinovic omhelsden elkaar en wreven over elkaars rug.
‘Kom naast me liggen.’
Mijn borst weegt honderd kilo
De kaars is voor meer dan de helft opgebrand. Het is twee uur in de middag en broeierig warm. Mijn arm- en beenspieren voel ik niet meer. Gisteravond kon ik mijn vingers en tenen niet meer bewegen. Mijn polsen en enkels zijn zo strak vastgesnoerd dat de bloedtoevoer belemmerd wordt.
Ik was rond elf uur ’s avonds zo hondsmoe, dat ik geprobeerd heb om te slapen. Onmogelijk. Ik heb geprobeerd voorover te leunen, maar dan kreeg ik geen adem meer. Als ik door mijn benen zakte, werd de pijn in mijn spieren onverdraaglijk. Toch moet ik vannacht een keer zijn weggezakt, misschien bewusteloos geraakt, want in mijn geheugen is de tijd tussen twee en vier verdwenen.
Soms lijk ik te dromen. Misschien zijn het hallucinaties. Ik was op zee, op mijn zeiljacht. Alleen, wat nog nooit gebeurd is, ik koerste naar Engeland. De stuurautomaat was ingeschakeld. Er stond een vrij krachtige zuidoostenwind en het schip voer met grote snelheid naar het noordwesten. Ik rookte een pijp. De lucht was blauw en de zon doorscheen de wolkenranden. Plotseling klapperden de zeilen, een zeldzame windstilte op de Noordzee. De stapelwolken groeiden razendsnel tot enorme bollen, tot hoog in de atmosfeer. Ergens kraakte de eerste bliksem. Een minuut later leek het alsof een stormram het schip raakte. Vuur sloeg uit de kajuit. Iemand gilde. Was ik dan toch niet alleen? Uit de kajuit wankelde een brandende man. Zijn gezicht was zwartgeblakerd, zijn lippen weggebrand. Hij stortte voor mijn voeten neer en greep mijn enkels. Ik schopte, maar zijn greep was als een wolfsklem. Mijn broek vatte vlam, mijn zeiljack, mijn haren. Ik rook verschroeid vlees.
Vannacht trippelde er een dier op het dak. Ik weet niets van beesten. Was het een muis, een ekster of een eekhoorn? Mijn hele leven heb ik me niet geïnteresseerd voor de natuur. Ik walg van het gewauwel over het gevaar van E-nummers, de noodzaak van diervriendelijk slachten, de kweek van biologisch-dynamische champignons en de mogelijk kankerveroorzakende plastic verpakkingen. Ik zou een moord doen voor een plastic flesje water. Ik heb zo’n dorst dat ik niet meer kan slikken.
Ik ben een handelaar en ik ben daar rijk mee geworden. Het interesseert me niet wat ik verhandel, als het maar geld oplevert. Alleen in drugs, wapens en mensen handel ik niet. Je kunt daar ongelooflijk rijk mee worden, maar als ze je pakken, ga je jaren de bak in. Ik heb een gezin. Soms neem ik wel risico’s. Een keer heb ik via Moskou een enorme lading technologische spullen naar Iran gestuurd. Dat was bloedlink, maar het betaalde hemels. Vijf miljoen netto heb ik eraan overgehouden. Zwart geld uiteraard. Daar heb ik mijn schip van gekocht.
Het lijkt of er wormen in mijn lijf kruipen. Ze krioelen in mijn darmen als maden in het groene doosje met gaatjesdeksel, dat ik gebruikte als ik ging vissen. Als jongen haalde ik voor een kwartje maden in een plastic zakje, dat ik open prikte. De maden vielen in het doosje. Ik heb van mijn vader geleerd dat je een made aan de kontzijde, tussen de twee bruine puntjes, moest aanprikken en niet aan de kopzijde, want dan beschadig je het aas te veel, waardoor het minder kronkelt of zelfs doodgaat. Tijdens een zomervakantieweek werd ik ziek en vergat de maden weg te gooien. Toen ik na twee weken het doosje in de keuken opende, vlogen er honderden vliegen brommend uit het doosje. De schrik verstijfde me en mijn hart sloeg een paar keer over. Mijn gezichtshuid tintelde alsof ik sterk gekruid voedsel had gegeten. De vliegen vlogen tegen de ruit en poepten op het aanrecht. Ik pakte een vliegenmepper en sloeg, mepte, zwiepte en knalde. Overal bloedsporen en geel lichaamsvocht. Sommige vliegen waren slechts verdoofd en tolden op hun rug rond. Ik petste ze plat.
Maden. Ze zullen mij niet langzaam opvreten. Geen vlieg die in een verkoold lichaam een eitje legt. Ik zal onherkenbaar, in eerste instantie zelfs niet identificeerbaar zijn. De forensische experts zullen een hele kluif aan me hebben, een verkoolde kluif. Pas als de foto’s van mijn gebit vergeleken zijn met die van mijn tandarts zullen ze het zeker weten.