Home>>read Drift free online

Drift(57)

By:Peter van Beek


                Naast de lens van de webcam brandt een rood lampje. Ergens zit hij achter een computer of laptop en kijkt naar me, geniet van mijn lijden. Misschien ben ik live op televisie.

                Het is elf uur. Buiten is het donker. De kaarsen branden. Een kwart is opgebrand. Ik heb uitgerekend dat maandagochtend vroeg een van de vlammetjes de doek in lichterlaaie zal zetten.

                Buiten giechelt een meisje of een vrouw.

                ‘De eigenaar heb ik nog nooit gezien,’ klinkt een zwaardere stem. ‘Als de deur open is, kunnen we naar binnen.’

                ‘Dat is inbraak of in ieder geval huisvredebreuk.’

                Ik ruk aan mijn handboeien, maar ze maken geen geluid. Het staal is omwikkeld met plakband. Ik probeer te schreeuwen. Mijn stembanden grommen slechts, onhoorbaar voor buiten.

                ‘Ik voel aan de deur.’

                De jongen morrelt aan de deurklink.

                ‘Op slot. Zelfs met meerdere sloten denk ik. Er brandt trouwens wel licht.’

                ‘Veel mensen laten het licht branden. Dan lijkt het alsof ze thuis zijn. Kom we gaan achter in de tuin liggen. Het gras is droog.’

                Ik hoor ze niet meer.

                Langs de paal kan ik me verticaal bewegen. Ik kan op mijn hurken gaan zitten. De pijn wordt echter snel onverdraaglijk, want de tape knelt om mijn enkels en onderbenen. Zelfs als de tape zou scheuren en ik mijn benen zou kunnen gebruiken, kom ik nooit los.

                Ik ben moe en ik heb geprobeerd voorover te leunen. Onmogelijk. De riem beneemt me de adem.

                Psychisch gestoord moet hij zijn. Dat was hij vroeger al. Een zonderling, met zijn vleiende glimlach en zijn gelikte manieren, die hij alleen inzette voor persoonlijk voordeel. Hij kreeg het zelfs voor elkaar om in de tabakswinkel sigaretten op de pof mee te krijgen. De nieuwe lerares Frans wond hij om zijn vingers door haar het dorp en de omgeving te laten zien. Dan sprak hij Frans met haar.

                Hij had een grote verzameling pornoblaadjes, die hij in Utrecht of Amsterdam kocht. Soms leende ik een paar Tuks, Chicks of Candy’s van hem en trok me af, soms wel drie keer achter elkaar, waarvoor ik me schaamde. Drie keer vond ik niet normaal en toch deed ik het soms.

                De jongen en het meisje komen terug.

                ‘Wil je nog iets drinken?’

                ‘Ik moet om twaalf uur thuis zijn. Mijn vader wordt woedend als ik te laat ben.’

                ‘Dan loop ik met je mee.’

                Ik walg van mijn eigen stank. Stel dat ik nu gevonden word. Om je dood te schamen. Als een peuter heb ik me bevuild. Uit doodsangst. En dat terwijl ik marinier ben geweest en geleerd heb de angst te gebruiken om beter te presteren.

                Zal iemand me al missen? Ik ben vanmorgen zonder iets te zeggen weggegaan. Gretha zal me gebeld hebben. Waar is mijn telefoon eigenlijk? Heeft hij die meegenomen? Gretha zal Maarten en Debora hebben opgebeld om te zeggen dat papa al uren niet thuis is. Misschien heeft ze met de politie getelefoneerd, maar de agent van dienst zal haar gerustgesteld hebben. Als een volwassene een paar uur weg is, doet de politie niets. Pas na tweeënzeventig uur komen ze in actie. Verreweg de meesten komen echter binnen die tijd gewoon weer thuis en hebben alleen aan dierbaren iets uit te leggen.

                Ik zal nooit meer thuiskomen. Hij heeft niets aan het toeval overgelaten. Vroeger was hij ook al perfect georganiseerd. Als ik bij hem op zijn kamer was, leek het net een toonzaal: bed opgemaakt, boeken strak in de boekenkast, kleding in de kledingkast. Op zijn bureau lag alleen zijn zwarte Waterman-vulpen, zijn Ryam-agenda en een potlood. Als hij huiswerk voor een vak moest maken, pakte hij het boek en een schrift uit de boekenkast, bestudeerde of maakte de stof en zette boek en schrift weer terug. Op zijn nachtkastje stond een digitale wekker en lag een boek, meestal een roman van Wolkers, Reve of Hermans. Hij las altijd literatuur, ‘omdat fictie mij meer laat denken over de werkelijkheid dan non-fictie. Fictie leert me anders te denken over afwijzing, eenzaamheid, dood, hel, verrotting, angst en seks.’