‘Ik ben nu toch niet met jou getrouwd?’
Haar vader zei een minuut lang niets en staarde in het kaarsvlammetje.
Ze deed het bijna in haar broek.
‘Je moet me iets beloven.’
Ze knikte.
‘Je mag de ring nooit meer afdoen. Over een paar jaar, als de ring misschien te klein is geworden, laten we de ring vergroten. Je moet altijd aan mama blijven denken.’
‘Dat doe ik al, iedere dag.’
‘Fijn, Lone. Steek nu de andere kaarsen aan.’
Ze veegde te hard met de lucifer over het ruwe stripje. Het houtje knapte en het brandende voorste deel viel op het parket.
‘Dom kind.’ Haar vader trapte op het vlammetje. ‘Nog een keer.’
Ze stak de drie kaarsen aan.
‘Nu houden we een minuut stilte voor mama.’ Hij tikte met zijn horloge op een schaaltje, waarin een haarlok lag.
Tijdens die minuut kon ze haar ogen niet afhouden van de haarstreng. Ze wilde het haar pakken en het tegen haar neus drukken. Misschien kon ze haar moeder nog ruiken. Ze durfde het niet in haar hand te nemen.
De ring knelde.
Wat zouden de kinderen in de klas morgen zeggen? ‘Ben je getrouwd?’ zou Douwe jouwend vragen. ‘Met Jelmer zeker?’ Douwe jende bijna alle meisjes, behalve Pia. Die had hem een keer met haar schooltas op zijn hoofd geslagen. Hij had gehuild als een kleuter. Telander lachte en plaste in haar broek.
Haar vader snoof.
Haar plas was zoet en sterk. Ze voelde het in haar schoenen lopen.
‘Sta je in je broek te pissen?’
‘Ik moest zo nodig.’
‘Ga je wassen en omkleden.’
Jarenlang, iedere week de rituelen voor het altaar van haar moeder. Ze hadden gezongen, ze had gedichten voorgedragen die ze zelf moest schrijven, ze had gitaar gespeeld en passages uit Nooit meer slapen voorgelezen waarvan ze niets begreep.
Op haar tiende kon ze het niet meer. Bijna vijf jaar lang hadden ze iedere week een soort dienst voor haar gehouden, maar er werd nooit gesproken over het verdriet, het gemis dat niet minder werd, maar als een gezwel groeide. Ze droomde bijna iedere nacht over haar moeder, plaste nog regelmatig haar bed nat.
Al maanden had ze tegen het moment opgezien dat ze hem moest zeggen dat ze niet meer wilde, dat het genoeg was geweest. Dat het haar ongelooflijk veel pijn deed om iedere week opnieuw haar moeder te herdenken terwijl ze haar dood helemaal niet had verwerkt, omdat voor haar rouw geen plaats was. Het moest volgens de rationele rituelen van haar vader, die niet voelde dat ze haar verstikten.
Het was 6 oktober, ’s avonds om zeven uur precies.
Ze rook haar eigen zweet, dat in haar oksels prikte. Ook haar hoofdhuid jeukte.
‘Ik stop ermee,’ fluisterde ze, maar haar vader hoorde haar niet. ‘Ik trek het niet meer.’
Pa keek verstoord op alsof hij uit zijn slaap gehaald was. ‘Wat zei je?’