‘Vertel me even precies wat er is gebeurd,’ antwoordde Kraus.
‘Als het kan een beetje snel, want de veerboot moet weer naar het eiland. Er wachten 1800 passagiers op de wal,’ zei Hendriksen.
Kraus stak zijn hand op en legde een wijsvinger op zijn mond.
Binnen een paar minuten had Telander verslag gedaan. Ze eindigde met: ‘Hendriksen wilde me de camerabeelden niet laten zien.’
Kraus onderzocht de achterkant van de Mercedes.
‘Geen bedrading.’
Hij bukte zich en keek onder de vrachtwagen. Niets bijzonders.
‘Hoe gaat die laadklep open?’
‘Elektrisch, vanuit de cabine,’ zei de agent. ‘Mijn vader heeft ook zo’n wagen.’
‘Nemen we het risico?’ vroeg Kraus aan Telander.
‘Er is geen bom,’ zei Telander. ‘Als die er zou zijn, was hij allang ontploft. Bovendien heb ik in de cabine geen losse bedradingen gevonden.’
‘Heb je enig idee hoe de oproep om de laadklep te openen gedaan is?’
‘Ik denk dat de stem uit de autoradioboxen kwam.’
‘Hoe dan?’ Kraus streek door zijn stoppelbaard. Het raspte.
‘Van elektronica weet ik niets.’
Kraus wipte van zijn ene voet op de andere. Toen wees hij naar een van de agenten. ‘We wagen het erop. Handschoenen aan, pak aantrekken en hoofdkapje op. Je hóeft het overigens niet te doen, want er is een risico dat er iets gebeurt.’
‘Geen probleem,’ antwoordde de agent. Binnen een minuut had hij de witte overall aan. Het hoofdkapje maakte hem nog jonger dan hij al was.
Uit een van de voetgangerspoortjes stapte een kleine vrouw het dek op. Televisiejournaliste Kirsten Konings werd gevolgd door een cameraman. Ze had een microfoon in haar hand die met een kabel aan de camera verbonden was.
Het groepje bij de Mercedes stond met de rug naar hen toe. Ze waren te geconcentreerd bezig om Konings en de cameraman op te merken.
De agent klom in de vrachtwagen, de anderen stonden vier meter achter de laadklep. Hij drukte op een knop. De laadklep scharnierde van boven open. De bekende waarschuwingssignalen klonken hol in de grote ruimte. Toen de klep half open was, sprongen felle lampen in de laadcabine aan.
‘We zijn op het benedendek van veerboot Dokter Wagemaker, waar een verdachte vrachtwagen staat,’ sprak Konings in haar microfoon. ‘De chauffeur is niet op komen dagen en…’
Haar stem stokte, want in de laadruimte zat een naakte, oudere man op een hoge barkruk. Zijn lichaam en hoofd waren vastgesnoerd met sjorbanden aan de zijkanten van de laadruimte. Het lijk was ijsblauw. De donkere hoofdharen waren berijpt en de brillenglazen wit uitgeslagen. Het lijf dampte. De mond stond half open. De teennagels waren lang en gelig. Aan het plafond hingen webcams.
Kraus en Telander stapten naar voren. Het gezicht van de kapitein trok wit weg. Hij wankelde, bukte en gaf over.
Kirsten Konings slikte een paar maal. De cameraman stootte haar aan en zei: ‘Kom op, het is maar een bevroren lijk.’
Telander had al zestien keer eerder een lijk gezien. Ze doolden nog regelmatig in haar dromen rond: doodgeschoten, verminkt, opgehangen, verdronken, verbrand, maar nog nooit eerder had ze een bevroren lijk gezien. Wel gekoelde lichamen van dierbaren. Ze neuriede de eerste maten van Lonely boy.