‘Oké, bedankt. Zoek alles uit over het slachtoffer. En onderzoek of er een verband of relatie is tussen Lodewijk van Asselt en Esmeralda van Zuilen. Misschien heeft Van Asselt pianoles van haar gehad. We houden contact.’
‘Waar zijn jullie nu?’
Kraus keek naar Stevens.
‘Vlak bij de Woerdense Verlaat.’
Kraus herhaalde de informatie en verbrak de verbinding.
Er vloog weer een vliegtuig over.
De sloep naderde een openstaande brug. Aan stuurboord was een kleine haven, aan bakboord lag een recreatiepark. In een inham van het riviertje lag een aluminium jacht van zeker twintig meter. Carpe diem heette het. Achter de patrijspoorten brandde licht. Mannen en vrouwen bewogen achter de ronde ramen. Er klonk dansmuziek, een vrouw lachte schril. Uit de stuurhut wankelde een stelletje naar het achterdek. De vrouw was halfnaakt, het overhemd van de man hing uit zijn broek. In zijn linkerhand klemde hij een glas, zijn rechterhand lag op de borst van de vrouw, die haar hoofd achterover strekte.
‘La dolce vita op de Kromme Mijdrecht,’ zei Kraus met een schorre stem.
‘In de volgende bocht is een ligplaats met een gemakkelijke aanlegsteiger. Er kunnen drie boten aanmeren.’
De sloep sneed door het water en draaide met de kromming van de rivier mee. Stevens haalde de gashendel naar zich toe en de boot minderde vaart. Langs de steiger lagen twee motorjachten en een huurboot, alle drie met de voorsteven in de richting van de sloep. De voorste was een klassieke bakdekker waarop onder het anker in sierlijke letters De verzamelde tijd was geschilderd. De ongeveer tien meter lange boot glom in het licht van een lantaarnpaal die vijf meter verderop langs de kant van de weg naar Mijdrecht stond. In de stuurhut en de kajuit brandde geen licht. Ook op de andere twee boten was het donker.
Stevens zette de motor in zijn achteruit en de sloep lag stil.
In het oosten zwol het geluid van een vliegtuigmotor aan.
‘Waar kunnen we aanmeren?’ vroeg Telander hard.
‘Achter de bakdekker heb ik ruimte. Dan kunnen jullie zo op de steiger stappen.’
Stevens gebruikte de boegschroef om de sloep snel en gemakkelijk te draaien, waarna hij een beetje gas gaf. Hij manoeuvreerde de boot zonder probleem tussen de bakdekker en het andere jacht.
Een Boeing van Transavia vloog laag over.
Kraus klom met moeite op de houten aanlegsteiger, die vijftig centimeter hoger was dan het bankje dat in de voorplecht was gemaakt. Telander sprong soepel op de steiger.
Het vliegtuiggeluid verdween. Stevens zette de motor van zijn sloep uit.
In de stuurhut zat geen deur, maar een donker tentzeil dat met haken aan ogen was bevestigd.
‘Openmaken?’ vroeg Telander.
‘Even wachten. Misschien is het niet de boot die we zoeken en liggen de eigenaren te slapen.’
Kraus nam uit zijn broekzak een zaklamp en schuifelde over het gangboord naar de achterkajuit. Hij scheen door een patrijspoort naar binnen en zag een leeg, opgemaakt bed. Daarna keek hij door de ramen van de roef. Niemand te zien.
Telander rommelde in haar pukkel en vond de handschoenen en overschoenen. Ze gaf de setjes aan Kraus. Telander stapte in de plastic hoesjes.