De vraag verraste Telander, als in een reflex trok ze haar hand terug. ‘Ik ga vanavond terug naar Texel.’ Dat verrekte schuldgevoel, dacht ze.
‘Een andere keer dan,’ zei Mahinovic.
‘Ik moet naar de wc.’
Telander passeerde Kraus, die haar een knipoog gaf.
In de toiletruimte keek ze in de spiegel: haar gezicht was bezweet en haar mascara was brokkelig. Waarom knipoogde Kraus naar me? dacht ze. Had hij gehoord wat Mihra vroeg? Of heeft hij nu al een oogje op me? Ik moet er niet aan denken, zo’n zware vent. Hij weegt zeker honderddertig kilo. Dat zou girl on top worden. Ze glimlachte en draaide de kraan boven de wastafel open. Ze boog voorover en schepte met twee handen water in haar gezicht, dat ze daarna afdepte met papieren handdoekjes. Uit haar pukkel nam ze een mascara en bracht de make-up aan op haar wimpers. Daarbij hield ze haar mond open. Ze schoof het borsteltje in de flacon, nam een doosje oogschaduw en bracht een laagje aan op haar oogleden. Daarna stiftte ze haar lippen karmijnrood. Tussen haar bovenlip en neus streepten verticale rimpeltjes. Ze kneep haar mond samen en de rimpeltjes leken dieper te worden.
‘Rookrimpels,’ mompelde ze. ‘Over een paar jaar zie ik eruit als een oud wijf.’
Ze rook onder haar armen. Uit de legertas diepte ze een deodorantstick op en trok de dop eraf. Met haar linkerhand maakte ze bij de hals van haar T-shirt ruimte. De rechterhand verdween onder het shirt en ze wreef enkele keren over haar oksel. Daarna herhaalde ze hetzelfde aan de andere kant. Ze snoof: het zurige geurtje onder haar armen was nu vermengd met de frisheid van limoenen.
Ze neuriede It might be you.
Dompelpomp
Zelfs in de verhoorkamer drongen de donderslagen door.
Hendrik van Asselt had zijn armen over elkaar. Zijn vrouw Elena Lorenzen zat naast hem en streek door haar korte blondgeverfde haar.
‘Ter zake graag,’ zei Van Asselt. ‘Wij willen onze vakantie voortzetten.’
‘Uw broer is vanmiddag dood aangetroffen in een vrachtwagen. Bevroren. Vastgebonden.’
‘Voor alle duidelijkheid: mijn vrouw en ik hadden al jaren geen contact meer met hem. En gisteren en vandaag hebben wij de camper schoongemaakt en ingepakt.’
Hij keek zijn vrouw aan.
‘Klopt,’ zei ze. ‘Het is een lastige en tijdrovende klus, want onze camper kan niet lang voor ons appartementengebouw geparkeerd worden. Daarom rijden we heen en weer naar de stalling.’
‘Hoe heet de eigenaar van de stalling?’ vroeg Telander.
‘Niels de Groot,’ zei Van Asselt. Daarna noemde hij het adres.
‘Ik laat dit checken.’ Telander verliet de verhoorruimte.
‘Wanneer hoorde u dat uw broer dood is?’ vroeg Kraus.
‘Op het radionieuws van zes uur. We waren net onderweg,’ zei Lorenzen.
‘Niet overwogen om terug te gaan?’
‘Geen moment.’ Van Asselts stem was hard. ‘Lodewijk en ik hebben nooit goed met elkaar kunnen opschieten. We hadden als kind al vaak ruzie, tot wanhoop van onze ouders. Na onze studententijd heb ik hem misschien drie keer gezien.’
‘Wie erft zijn vermogen?’