Ergens huilde een kind, blafte een hond.
Met een ruk opende de man de deuren van de Ford. De ruimte was leeg.
‘Oké,’ wegwezen,’ zei Kraus.
‘Ik zei toch dat de laadruimte leeg was,’ mopperde de man. Hij hees zichzelf in de Ford, startte de vrachtwagen die een zwarte rookwolk uitspuugde, en reed vol gas weg.
Om 13.29 uur waren de middenrij en een rij ernaast gecontroleerd. Een kwartier later stond alleen de rij aan stuurboord nog geparkeerd. De voorste in de rij was een oudere Opel Astra stationwagen met een Kipcaravan erachter. In de auto een man en een vrouw van rond de veertig met drie jonge kinderen op de achterbank. Ze keken naar een Disney-film op dvd-schermen.
‘Denkt u nu werkelijk dat ik mijn gezin in gevaar zal brengen door drugs in mijn auto te vervoeren?’ zei de man achter het stuur. Zijn linkerarm stak uit het raam en leunde op het portier. Kraus bukte zich en keek in de Opel.
‘Of gaat het om die enge moordenaar? Die Vanitas-man?’ vroeg de vrouw die naast hem zat.
‘Gewoon een controle. Meer niet. Uw papieren graag.’
Kraus keek het stapeltje vluchtig door en gaf de papieren terug.
‘Wilt u even uitstappen en de achterklep openen?’
‘Die is open.’
‘U begrijpt dat we geen risico willen lopen. Graag uitstappen en de klep openen.’
De man zuchtte en zwaaide de deur open.
Kraus rook zweetvoeten. De man schoof voorbij en opende de achterklep: koffers, tassen, een parasol, een stapeltje regenjassen, paraplu’s en kaplaarzen.
‘De hond,’ zei Kraus.
De agent liet de Mechelse herder snuffelen.
‘Clean,’ zei de agent.
‘U kunt vertrekken,’ zei Kraus.
Om 13.41 uur vroeg Mahinovic aan de chauffeur van de Alfa gtv om zijn rijbewijs.
‘Vergeten,’ zei de man. ‘Het spijt me.’
‘Waar woont u?’
‘Veenendaal.’
‘En uw kentekenbewijs?’
‘Dat heb ik wel.’
Hij overhandigde een zwart etui aan Mahinovic, die wegliep. Ze wenkte een agent. ‘Controleer even,’ zei ze.
Kraus vroeg de man uit te stappen. ‘Kunt u de achterklep openen?’
‘Geen probleem. In het dashboardkastje zit een knopje. Daarmee kan ik de achterklep openen.’
‘Dat kan toch ook met uw sleutel?’
‘Dan moet ik het Alfa-embleem wegschuiven. En dat mechaniek is nogal gevoelig voor slijtage.’
‘Zoals alles aan deze wagen toch?’
‘Dan vergist u zich. Dit is een superauto. Zescilinder. Turbo. 230 pk.’