Verstraten verstarde.
Hoe kan zij dat weten? dacht hij. Peilt de politie haar telefoon?
Hij stuurde een sms’je naar Mihra: M’n pa is wat in de war. Ik wacht tot hij slaapt. Dan neem ik de boot van halftwaalf. Verstraten opende de telefoon en verwijderde de simkaart, die hij in het grind gooide. Ook de telefoon kieperde hij uit de auto.
Hij startte de Cadillac. De motor zoemde. De banden knerpten in het grind. Binnen tien minuten stond hij achter in een van de lange rijen voor de veerboot. Hij liet de ramen zakken en kneep hard met zijn rechterhand in het stuur.
Daarna klapte hij de hoes van zijn tablet open. Een paar seconden later zag hij het gezicht van Telander, zwak verlicht door een lampje op de webcam. Ze was bewusteloos.
Voordat jij wakker wordt, zijn we allang thuis, dacht Verstraten. Je zult je ogen openen in de slaapkamer, vastgeklonken aan de bedstijlen. Je bent naakt. Verstraten kreeg een erectie en onderdrukte de neiging zich in de wagen te bevredigen.
Op de bijrijdersstoel lagen een colbert en een zwarte uniformpet. Hij opende het dashboardkastje, waarin Telanders dienstwapen lag. Hij legde het wapen in het zijvak van de deur. Daarna controleerde hij of zijn paspoort en rijbewijs in de binnenzak van zijn colbert zaten. Hij keek even naar de foto in het paspoort: een portret van een man met een donkere bril.
‘Kees de Vries,’ zei hij. ‘Het wordt spannend op de veerboot.’
Uit het zijvak van de deur nam hij een brillenkoker en pakte er een bril met een groot montuur uit. Zette die op en bekeek zichzelf in de binnenspiegel. Glimlachte.
Ik heb Lone
Mahinovic kreeg de digitale foto om 10.11 uur binnen op haar computer. De schakelingen in haar hoofd verliepen razendsnel.
‘Simon!’
Kraus ging achter Mahinovic staan. Ze tikte met de nagel van haar wijsvinger op de beeldschermen.
‘Dit is Frans Telander, de vader van Lone.’ Ze sprak zo snel dat de woorden aaneengeregen uit haar mond kwamen. ‘Hij ligt in het ziekenhuis van Den Helder. Vanmorgen bevrijd uit zijn boot. Hij was vastgebonden. Allemachtig, de dader is dus uit op Lone. Ze is op Texel.’ Ze schoof haar stoel naar achteren en raakte Kraus, die opzij stapte.
‘Ik haal Kraayenkamp,’ zei Kraus.
Mahinovic belde Telander, maar ze nam niet op. Daarna opende ze het GPS-programma. De rode stip op haar beeldscherm gaf aan dat de tracker zich nog steeds op dezelfde plaats bevond.
De vergaderruimte stroomde vol.
‘Lone is nog in Oudeschild. Ik heb in haar tas een GPS-tracker gestopt, omdat ik die wilde testen. Ze is in het huis van haar vader.’
‘Even rustig,’ zei Kraus. ‘Je hebt toch een paar keer een sms’je van haar gekregen?’
‘Net nog. Ze schrijft dat ze de boot van halftwaalf neemt.’
‘Kun je haar bereiken?’
‘Ze neemt niet op.’
‘Heb je haar telefoon gepeild?’
‘Lukt niet.’
‘Waarom niet?’ vroeg Kraayenkamp.
‘Haar telefoon is uitgezet, de simkaart is eruit gehaald of haar telefoon is ergens waar geen bereik is.’