Lieftinck snoof. ‘We zijn pas een uur bezig, maar de wagen is helemaal schoon. In de laadbak hebben we geen vingerafdrukken, haren of huidschilfers gevonden en de lichaamssappen zijn vrijwel zeker van het lijk.’
‘Waar is het lichaam nu?’ vroeg Telander.
‘Een kwartier geleden opgehaald.’
‘Doodsoorzaak?’
Lieftinck brieste als een paard. ‘Waar jij vandaan komt, weten ze zeker niet dat het vaak verrekte moeilijk is om de doodsoorzaak vast te stellen. We weten niet waaraan de man overleden is. Zelfs niet of hij een natuurlijke of onnatuurlijke dood gestorven is. Het hoeft dus helemaal geen moord te zijn. Het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat in de Mercedes een bevroren, vastgebonden man naakt op een barkruk zat. In zijn mond zat een euromunt.’
‘Uit welk land?’ vroeg Telander.
Lieftincks mond bleef half open staan. Hij wist even niet wat hij zeggen moest. ‘Geen idee,’ zei hij ten slotte.
‘Dan zou ik als de sodemieter gaan kijken.’
Lieftinck stiefelde weg met stramme passen.
‘Gaaf,’ zei Kraus. ‘Ik heb Lieftinck nog nooit van zijn stuk gezien.’
Telander tikte met haar tongpiercing tegen haar ondertanden.
‘Heb je iets in je mond of zo?’
Ze stak haar tong uit.
Kraus zag het titanium bolletje en hij voelde een lichte schok door zijn onderlijf.
‘Lijkt me niks.’ Zijn stem klonk hoger dan anders.
‘Ervaring met piercings?’ lachte Telander. Haar voortanden stonden iets uit elkaar, wat haar jonger maakte dan ze was. Ze tikte een paar maal met de piercing tegen haar tanden.
Kraus zweeg.
Lieftinck kwam terug. Op zijn voorhoofd en wangen glom zweet. ‘Uit Griekenland,’ zei hij.
‘Dat is bijzonder,’ merkte Kraus op. ‘Die komen niet zo vaak voor in Nederland. Ik verwacht je rapport maandagochtend vroeg op mijn bureau.’ Hij dacht even na, verticale rimpel in zijn voorhoofd.
‘Weet je al hoe de verdachte die stem heeft kunnen laten horen?’
‘Via een cd, die hij op afstand heeft bediend.’
‘Dus hij heeft de medewerkers van de rederij kunnen zien? En ons ook?’
‘Dat lijkt me logisch. Hij was op het dek of hij keek via een computer mee. Onze dader is technisch begaafd.’
‘Dat maakt het er niet gemakkelijker op,’ zei Telander.
‘Wat een loze opmerking,’ merkte Lieftinck op. ‘Als jullie het niet erg vinden, ga ik verder met mijn onderzoek.’
Telander en Kraus verlieten de loods. Op de binnenplaats was het benauwd. Het was 28 graden Celsius.
‘Een beetje afkoeling zou lekker zijn,’ zei Kraus.
‘Ik kijk even op de buienradar.’
Ze pakte haar telefoon en zag dat ze een sms’je van haar vader had. Ze opende het niet. Terwijl ze de trap naar Kraus’ kantoor opliep, keek ze op de buienradar.