Het leek alsof Telander een trap in haar maag voelde. Het maagzuur was als vuur in haar keel. Ze slikte het weg, ademde onregelmatig in en uit. Telander nam een glas water en zette het aan haar mond. Dronk met kleine slokjes.
‘Shit, wat doe jij hier?’ Ze stootte de woorden uit.
‘Eerst gaan zitten. Dan koffie.’
‘Dat maak ik zelf wel uit.’ Ze nam nog een slok en zette het lege glas met een klap op tafel.
‘Je bent nog mooier dan in mijn herinnering,’ vleide Verstraten. Hij likte langs zijn lippen. ‘Je had nooit weg moeten gaan. We hadden het goed samen.’
‘Goed samen? Je hebt me vastgeklonken, vernederd en verkracht.’ Telander snoof en stampte met haar hakken op de houten vloer.
‘Weer een paar putjes erbij,’ glimlachte Verstraten. ‘Weet je nog hoe je hakken tikten tegen het bedschot? Soms wel tientallen keren achter elkaar. Tak, tak, tak. Soms spatte er zelfs een splinter van het hout. Hakken op hout. Mijn handen om je enkels. Als steunen. Tak, tak, tak.’ Verstraten tikte met zijn schoen tegen de onderkant van de tafel. Harder. Sneller.
‘Perverse patser.’ De woorden spatten van haar lippen. Speekseldruppels in de lucht.
‘Je vond het lekker. Kreunde. Je geilde op dit standje. Schoenen met hoge hakken, bh nog aan.’
‘Houd je kop. Mijn huis uit. Direct.’
‘Jouw huis? Is je vader dood?’ Zijn vraag klonk aimabel. Verstraten schonk koffie in. ‘Kom, Lone. Drink.’
‘Met jou drink ik nooit meer iets. Laatste keer: mijn huis uit.’
‘En als ik blijf zitten?’
Telanders handen trilden. Ze kneep het bloed uit haar vingers. Ze klikte de holster open en trok haar pistool. Laadde door. Ze richtte het wapen op Verstratens hoofd.
‘Wegwezen. Gore geilbek.’
‘En als ik blijf zitten? Schiet je dan? Op een weerloze, ongewapende man?’
‘Sta op!’
Verstraten nam een slok koffie. De kogel versplinterde de wandlamp die boven Verstraten aan de muur hing. De knal kaatste door de woonkamer. Verstraten liet het kopje vallen. Dook ineen. Voelde glassplinters op zijn hoofd, schouders en benen.
‘Eruit!’
Verstraten had een wondje boven zijn linkerwenkbrauw. Het bloed sijpelde langs zijn neus naar zijn mond. Met twee vingers voelde hij aan zijn gezicht. Staarde naar de rode vlek op zijn vingers.
‘Ik ga niet weg. Wil je niet weten waar je vader is?’
Telanders pistool schokte naar achteren en daarna weer naar voren. Ze voelde kippenvel op haar armen. Haar gezicht tintelde en ze voelde een plotselinge aandrang om te plassen. Ze wankelde. Haar armen beefden. Het pistool trilde mee.
Verstraten klopte met zijn hand op de plek naast hem. Onder zijn linkerbil trok hij een iPad vandaan. Hij klapte de hoes open.
‘Kom zitten, dan laat ik je zien waar je vader is.’
‘Nooit. Ik schiet je nog liever een kogel door je kop.’
‘Dan zie je hem nooit meer. Hij zal eenzaam en langzaam sterven, net zoals die anderen. En jij krijgt een jarenlange celstraf.’