‘Het kan nog vijf minuten duren voordat de heli hier is,’ zei Greven. ‘Ik wacht. Dan kan jij met de rubberboot terug om een lijn te leggen tussen de kotter en de platbodem.’
‘Je moet me helpen de rubberboot te draaien.’
De mannen liepen naar boot en draaiden. De kleine klom aan boord, drukte de buitenboordmotor naar beneden en startte. De rubberboot sprong door de golven naar het oosten.
Greven waadde terug naar het strand en wachtte naast Frans.
Om 7.39 uur landde de traumahelikopter op de Lancasterdijk. De arts controleerde de vitale lichaamsfuncties van Frans. Hij kreeg een infuus en zuurstof. Vijf minuten later was Frans op weg naar het ziekenhuis in Den Helder. Greven vloog mee.
Als hij dood is, schiet ik
Lone Telander startte de Dodge en reed de veerboot af. Het was 7.54 uur en de zon scheen. In het noorden hingen ver weg nog de onweersbuien. Ze stak een sigaret op, ze draaide het raampje naar beneden, blies de rook naar buiten en zag een traumahelikopter die laag overvloog. Het geluid was overdonderend. Het stierf weg.
Ze belde voor de zoveelste keer haar vader, maar ook nu hoorde ze slechts de voicemail. Ze gooide haar mobieltje in haar legertas, die op de bijrijdersstoel lag. Na een paar minuten sloeg ze rechts af richting Oudeschild. Ze gaf gas en reed langs het fort dat ooit in opdracht van Napoleon was gebouwd. In 1811 had hij de verdedigingswerken zelfs persoonlijk geïnspecteerd. Hij had wat afgereisd, de kleine korporaal.
Telander reed langs de Waddendijk en sloeg voor het dorp links af, waar ze gas minderde, omdat de weg bezaaid lag met modder, achtergelaten door tractorbanden. Ze nam nog een laatste trek van haar sigaret. Daarna piekte ze de peuk in de berm. Ze draaide het erf van haar vaders boerderijtje op. Grind knerpte. Ze parkeerde de auto naast de schuur, zette de motor af. Liet de sleutels, zoals altijd in het slot zitten. Dat deed haar vader ook altijd.
‘Niemand steelt zo’n monsterlijke auto,’ had hij gezegd. ‘Veel te gemakkelijk op te sporen. Op heel Texel is dit de enige.’
Ze stapte uit en beende naar de voordeur, die niet op slot was.
‘Pa? Ben je boven?’
Telander keek snel in de woonkamer. Daar was hij niet. Met twee passen tegelijk nam ze de traptreden naar boven. Zijn bed was onbeslapen. Het was opgemaakt.
‘Er gaat niets boven een opgemaakt bed,’ had hij vaak gezegd.
Telander rukte de deur van de badkamer open. Niemand. Aan de andere kant van de overloop rende ze haar eigen kamer in. Leeg.
‘Waar ben je, oude zak?’
Misschien in de keuken, dacht ze.
Haar twee handen gleden langs de trapleuningen. Haar tas sloeg tegen haar onderrug.
Ze wilde via de woonkamer naar de keuken rennen. Bleef plotseling staan. Haar bovenlijf schokte en ze stak haar armen wild in de lucht. Het leek alsof iemand haar keel dichtkneep. Ze wankelde op haar hakken, moest zich vastgrijpen aan een stoelleuning.
‘Goedemorgen, lieve Lone.’
Die zalvende stem, met de lang aangehouden klinkers en tweeklanken.
‘Ga zitten.’ Verstraten maakte een uitnodigend gebaar. ‘Ik heb koffie gezet. Zwart en sterk. Zo drink je het toch het liefst?’
Hij had zijn linkerbeen over zijn rechter geslagen en droeg een zwarte broek en een wit overhemd met een zwarte stropdas. Zijn handen lagen op zijn linkerdijbeen. Met zijn schoenen tikte hij zacht tegen de eikenhouten salontafel.