Home>>read Drift free online

Drift(112)

By:Peter van Beek


                ‘Hij moet in stabiele zijligging met de rubberboot naar de kust gevaren worden. Daar zal een helikopter landen.’

                ‘Geintje zeker, die stabiele zijligging. Met deze golfslag?’

                Vanuit de verte rolde de donder over de golven.

                ‘De bui komt terug,’ zei de magere.

                ‘Dat denk ik niet.’

                ‘Hoe krijgen we hem in de rubberboot?’

                ‘Hij weegt niet veel. Jij gaat in de boot en ik geef hem aan.’

                De magere man stond op en stapte over de reling in de rubberboot, die als een skippybal op en neer sprong. De kale zakte door zijn knieën en nam Frans in zijn armen, waarbij hij probeerde zijn hoofd te ondersteunen. De rubberboot lag niet veel lager dan de platbodem. Om de paar seconden nam een golf het bootje op en drukte het tegen de scheepswand. Soms kwam de rubberboot zelfs boven Frans’ schip uit, waarna hij weer terugzakte in de grauwe golven.

                Hij gaf Frans aan zijn magere collega, die bijna door zijn benen zakte.

                ‘Pas op voor zijn hoofd.’

                De kleine legde de man op de planken bodem van de rubberboot.

                De kale man zwiepte zijn been over de reling, trok zijn andere been bij en liet zich in de rubberboot zakken.

                De kleine startte de buitenboordmotor die pruttelend aansloeg.

                ‘Maak de lijn los,’ riep hij.

                De kale trok de knoop uit de lijn. ‘Gaan.’

                De rubberboot draaide 180 graden en spoot achter de kotter langs naar het westen, waar de kust van Texel zichtbaar was.

                Frans lag als dood op de bodem, ingepakt in twee dekens. Het leek alsof iemand hard op zijn gezicht had geslagen: blauwe plekken, zwellingen. Bloedeloze lippen.

                Een rukwind schoof de rubberboot een paar meter opzij. De magere gaf vol gas. De 200 pk buitenboordmotor brulde. De rubberboot planeerde en klapte op de golven.

                De regen roffelde op de gezichten van de vissers.

                ‘Ik zie geen flikker meer,’ riep de stuurman.

                ‘Doorgaan. We kunnen de kust niet missen.’

                De kale zat naast Frans en drukte met zijn lijf het lichaam van het slachtoffer tegen het rubber. Hij hield zijn hoofd met twee handen vast. Het hoofd was koud. De grijze haren plakten tegen de huid, die doorzichtig leek.

                Daar was de kust en de Lancasterdijk. De magere kantelde de buitenboordmotor. ‘Waar is die helikopter?’ vroeg de kale.

                ‘We worden zo gebeld. Dan kunnen ze onze positie bepalen.’

                ‘We tillen hem eruit.’

                De mannen droegen Frans naar het strand en legden hem neer. De kale trok zijn regenjas uit en legde die over de oude man.

                De telefoon van de kale man ging over. ‘Met Bart Greven.’ Hij luisterde en knikte. ‘Ik moet nog iets belangrijks zeggen: we hebben het slachtoffer vastgebonden aangetroffen. Aan het plafond hing een webcam. Het moet dezelfde dader zijn als van de vrouw in het ruim van die boot.’

                Het motregende. Tien kilometer naar het zuiden brak de lucht open.