‘Voordat hij doodgaat wil ik hem bereiken, van mens tot mens. Praten over gevoelens, angsten, onverwerkte emoties. Ik heb het regelmatig geprobeerd, maar hij wil niet gekend worden en mij wil hij ook niet werkelijk leren kennen.’
‘Dat heeft misschien met zijn leeftijd te maken. Zijn generatie heeft nooit geleerd om over gevoelens te praten. Vorig jaar heb ik een documentaire gezien over de opbouwjaren in Nederland na de oorlog. De algemene tendens was: niet omkijken, maar de schouders eronder, het land weer opbouwen. Zelfs de NSB’ers die gedetineerd waren, werden vervroegd vrijgelaten om mee te helpen aan het herstel van Nederland.’
‘Ik ben gewoon ongerust. Hij heeft zijn telefoon altijd aanstaan en hij belt me om de haverklap. Nu heb ik al vanaf gisteren niets van hem gehoord.’
‘Oplader vergeten?’
‘Er ligt er één thuis en op zijn boot. Hij is zeer geordend.’
‘Je zult zien dat je morgenochtend een telefoontje krijgt of een sms’je. Zullen we naar bed gaan?’
‘Ik blijf nog even zitten.’
‘Waarover wil je met je vader praten?’
Telander schoof met haar billen over de bank en nam de laatste slok wijn.
‘Vooral over de periode na de dood van mijn moeder, die ook aan kanker is overleden. Ik was zes jaar toen ze overleed. Ik zie haar nog regelmatig in mijn dromen opdoemen. Ze was mooi en rook naar bloemen. Ik hield van haar, ze was er altijd voor me, luisterde naar me, ook als ik onzin vertelde. Ze was mijn alles en iedereen tegelijkertijd. Ik kon niet geloven dat ze dood was en eigenlijk geloof ik dat nog steeds niet. Onverwerkte rouw. Er was geen tijd en aandacht voor mijn gevoelens rond haar dood, mijn vader bepaalde hoe ik moest rouwen.’
‘Waarschijnlijk kon hij er zelf niet mee omgaan.’
‘Ik zou willen weten waarom niet. Hoe kun je je dochter emotioneel in de steek laten, omdat je zelf niet weet hoe je de dood van je vrouw moet verwerken?’
‘Misschien omdat jij en je moeder een soort fort waren, met dikke muren eromheen. Je vader kon niet doordringen in jullie wereld, voelde zich een buitenstaander, zoals veel vaders met jonge kinderen.’
‘Mijn ouders hadden volgens mij een goed huwelijk.’
‘Dat denken de meeste kinderen, om zichzelf te beschermen.’
‘Daar heb ik nooit over nagedacht.’
‘Je vader en jij hebben nog tijd om dingen uit te praten. Ik niet.’ Mahinovic sloeg haar handen voor haar gezicht. Daarna wreef ze over haar ogen. ‘Sorry. We hadden het over jou.’
‘Een andere keer praten we verder. Ik ben best wel moe.’
‘Wat vond je trouwens van Kraus vanavond?’
‘Niet anders dan anders.’
‘Hij had het geweldig gevonden als we hem meegevraagd hadden.’
‘Naar hier?’
Mahinovic lachte. ‘Onze ouwe snoeper met twee vrouwen. Dat zou hij lekker vinden.’
‘Ik moet er niet aan denken.’
‘Niet zo ouderwets, lieve Lone. Kraus is een lieve, eenzame beer, die worstelt met zijn scheiding en de relatie met zijn zoons. Nooit een triootje gedaan?’