‘Heb je vliegangst?’
‘Vliegen doet me niets. De krioelende mensenmenigte in zo’n vertrekhal en het feit dat je met tweehonderd vreemden als een haring in een ton moet zitten… dat wel!’
‘Hoe denk je dan over een privévliegtuig?’
‘Geen idee. Zo heb ik nooit gereisd.’
‘Ik reis nooit anders. Uit veiligheidsoverwegingen maar ook omdat het de efficiëntste manier van reizen is.’
Glimlachend keek ze naar hem op. ‘Waarom verbaast het me eigenlijk nog dat jij je eigen jet hebt?’
‘Nou?’
‘Nou wat?’ Waar hadden ze het ook alweer over gehad?
‘Zou je meegaan in mijn privéjet naar Dubai als ik dat project weer in goede banen moet gaan leiden?’
‘Ik…’ Meende hij dit nu? Daar leek het wel op. Het vooruitzicht wás verleidelijk. Ze was dol op reizen, had dat enorm gemist. En nu kon ze het met hem doen. Kon het beter? ‘Ik denk het wel, ja.’
‘Fantastisch.’ Hij keek stralend op haar neer.
Alsof hij oprecht trots op haar was, bedacht ze ontroerd. Hij was een geweldige man. En die trip klonk ook geweldig. Waarom was het nooit in háár opgekomen om een vliegtuig te charteren?
‘We moeten het wel eerst uittesten. Voor Dubai. Dan blijven we dichter bij huis. Wat dacht je van Napa Valley?’
‘Is dat een grap of zo?’
‘Ik heb geen gevoel voor humor, weet je nog wel?’
‘Dat is niet waar, dat weet je best.’
‘Nou, toch was dit geen grap. Ik meen het echt.’
Hoofdstuk 8
Het ging allemaal veel te snel voor Cass. ‘Wat win jij daarbij? Ik kan zo gauw niets verzinnen.’
‘Ik wel. Als je vrienden blij zijn, ben jij dat ook, en reizen maakt jou blij. Hoe klinkt dat?’
‘Je bent niet goed wijs.’
‘Ik vond het verdraaid zinnig klinken.’
Ze schoot in de lach, voelde zich gelukkiger dan ze in jaren had gedaan.
‘Bovendien ben ik dol op Californische wijn. Ik zou het dus niet erg vinden om een aantal van de betere wijngaarden te bezoeken. Misschien kan ik een paar flesjes kopen om mijn voorraad aan te vullen.’
‘Hm…’
‘Hou je van wijn?’
‘Ik drink niet.’
‘Waarom? Verbiedt je geloof dat?’
‘Nee, ik ben gewoon… nu ja, een superlichtgewicht.’
‘Hoe licht?’
‘Als ik aan de kurk ruik, ben ik al aangeschoten.’
‘Dat zou ik wel eens willen zien.’
‘Terwijl ik teksten verzin bij mijn composities? Echt, dat is niet om aan te horen!’
‘Ik zou je anders best eens willen horen zingen.’
‘Nee, dat wil je niet. Geloof me, als pianiste mag ik dan heel wat zijn, als zangeres ben ik ronduit waardeloos.’
‘Nu maak je me pas echt nieuwsgierig.’
‘Wat ben jij? Een masochist?’
‘Nee, ik vind het alleen wel een fijne gedachte dat jij toch ook niet perfect bent.’
Zij, met al haar problemen, perfect? Nou, dat had nog nooit iemand gedacht! ‘Je wilt me dus uitlachen, hè?’ plaagde ze.
‘Samen lachen kan heel plezierig zijn.’
Denkend aan de film knikte ze. ‘Dat is zo.’
‘Je gaat dus voor me zingen?’
‘Als we naar Napa Valley gaan en als je me dan weet over te halen om wat van die uitgelezen wijn te proeven die je wilt kopen, dan gebeurt dat misschien wel.’
‘Daar houd ik je aan.’
‘Ik hield een hoop slagen om de arm, dat besef je, hè?’
‘Details,’ zei hij nonchalant. ‘Oké, was je al helemaal uit gezwommen?’
‘Een paar baantjes meer red ik nog wel.’
‘Mooi, dan doe ik met je mee.’
‘Fantastisch.’ Ja, dat had ze nog net nodig. De mooiste man die ze ooit had gezien in een zwembroek…
Door die twee kussen leek haar lichaam nu constant op scherp te staan. Ze wilde hem grijpen, hem naast zich op de grond trekken om hem te kussen tot hun lippen beurs waren. Helaas vond hij dat vrienden elkaar niet konden kussen. En hij wilde haar vriend zijn. Neo Stamos was een droomvent, alleen jammer dat haar beperkingen eerder aan een nachtmerrie deden denken.
Vroeg of laat zou ook hij, net als al haar andere vrienden, er genoeg van krijgen, maar tot die tijd zou ze ervan genieten. En ze ging zeker niets doen om haar ruiten voortijdig in te gooien.
Toen hij weer verscheen, in iets wat nog het meeste leek op een wielrennersshort, kreunde ze bijna hardop, terwijl haar gevoelens bestormden waarover ze had gelezen maar die ze nooit zelf had ervaren.
‘Zei je iets?’
Ze moest haar keel schrapen. ‘Eh… niets. Leuke zwembroek.’
‘Hij is vooral praktisch, want hij geeft nauwelijks weerstand wanneer ik baantjes zwem.’