Cabrillo had al enige tijd overwogen ontslag te nemen bij de CIA, toen Saddam Hoessein op 2 augustus 1990 Koeweit binnenviel. Iedereen in Langley werd daardoor compleet verrast. De CIA had lang een Koude Oorlog gevoerd en op het verdwijnen van de Berlijnse Muur en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie was de dienst niet voorbereid, terwijl Juan wel besefte dat daardoor meer regionale conflicten zouden uitbreken. De bureaucratische cultuur van de CIA was te zeer verstard om het dreigende gevaar te zien. Toen in Pakistan de eerste atoombom werd getest, vernam de CIA dat uit de nieuwsberichten. Cabrillo besefte dat de dienst door starheid blind was voor de veranderingen in de wereld na de jarenlange overheersing van twee supermachten.
Overholt had nooit formeel toestemming gegeven aan Juan om de Corporatie, zijn eigen paramilitaire bedrijf, op te zetten, maar ook hij begreep dat de spelregels veranderden. Technisch gezien waren Cabrillo en zijn mensen huursoldaten, maar hoewel het spoor naar de herkomst van het startkapitaal voor de Corporatie niet naar de Verenigde Staten gevolgd kon worden, zou Juan nooit vergeten wie hem de kans had gegeven te beginnen. En daarom lag de Oregon nu voor de Iraanse kust, vermomd als vrachtschip.
Cabrillo en Hanley liepen naar de vergaderruimte diep in het schip. De bespreking onder leiding van Juan was plotseling onderbroken toen op de radar de naderende patrouilleboot opgemerkt werd, waardoor Juan weer zijn rol van Ernesto Esteban moest spelen. Nu werd het gesprek hervat. Eddie Seng stond voor een plat televisiescherm met een laseraanwijzer in zijn hand. Anders dan de onhandige loodgieter die hij speelde voor de Iraanse inspecteurs was Seng evenals Cabrillo een veteraan van de CIA.
Omdat hij heel secuur missies kon plannen en uitvoeren was Eddie de chef van de kustoperaties bij de Corporatie. Elk detail, hoe klein ook, kreeg zijn volle aandacht. En door zijn intense concentratie was hij ook in staat geweest een groot deel van zijn carrière als geheim agent in China te opereren, waarbij hij de meest geduchte geheime politie ter wereld telkens te slim af was.
Rond de grote conferentietafel zaten de overige leden van de staf, behalve dokter Julia Huxley, hoofd van de medische dienst aan boord van de Oregon. Zij was zelden aanwezig bij deze vergaderingen, tenzij ze voor een missie van boord moest.
‘Dus jij hebt de Iraanse marine verjaagd met je slechte adem?’ vroeg Linda Ross, toen Juan naast haar kwam zitten.
‘Ach, sorry,’ reageerde Cabrillo en hij zocht in zijn zakken naar een pepermuntje om de geur van Limburgse kaas te maskeren. Die kaas had hij gegeten kort voordat de inspecteurs aan boord kwamen. ‘Ik denk eerder dat het mijn gebrekkige Engels was,’ zei hij met het zware Spaanse accent dat hij eerder had gebruikt.
Linda was kortgeleden bevorderd tot onderdirecteur voor de missies. Met haar blonde haar dat ze voortdurend uit haar gezicht streek, haar groene ogen en wat lichte sproeten op haar wangen en neus leek Linda wel een elfje, en haar meisjesachtige hoge stem versterkte die indruk nog meer. Maar als ze sprak luisterde iedereen aandachtig. Linda was eerst verbindingsofficier geweest aan boord van een Aegis Class fregat en bij haar vertrek uit de marine was ze assistent van de voorzitter bij de chef-staf.
Tegenover hen zaten Eric Stone, de stuurman van de Oregon, en Mark Murphy, die verantwoordelijk was voor de verborgen wapensystemen aan boord.
Aan de grote tafel zaten ook Hali Kasim, de chef verbindingen en Franklin Lincoln, een stevig gebouwde ex-marinier die de leiding had over de groep voormalige Special Forces.
‘Ben je weer terug, Voorzitter?’ klonk het uit de luidspreker van een telefoon. Het was de stem van Langston Overholt via een beveiligde verbinding met Langley.
Als oprichter van de Corporatie hield Juan de titel ‘voorzitter’ en van de bemanning noemde alleen Maurice, de al wat oudere chef van de stewards, hem ‘kapitein’.
‘Ik heb de kustbewoners even gerustgesteld,’ zei Cabrillo.
‘Er was toch een aanwijzing dat ze argwaan koesteren?’
‘Nee, Lang. Hoewel we hier maar enkele mijlen verwijderd zijn van de marinebasis bij Bandar Abbas, zijn de Iraniërs eraan gewend dat hier veel scheepvaart is. Ze hebben het schip en mij vluchtig bekeken en het was duidelijk dat wij geen bedreiging vormen.’
‘Er is maar heel weinig tijd om dit te doen,’ waarschuwde Overholt, ‘maar als dit uitgesteld moet worden, dan heb ik daar begrip voor.’
‘Lang, wij zijn hier, de rakettorpedo’s zijn er en gesprekken over het beperken van de wapenexport met de Russen beginnen over twee weken. Het is nu of nooit.’
De verspreiding van nucleair materiaal bleef het grootste probleem voor de veiligheid in de wereld, maar de export van wapens naar weinig stabiele regeringen was ook een grote zorg voor Washington. Rusland en China verdienden miljarden met de verkoop van raketsystemen, gevechtsvliegtuigen en tanks en er waren zelfs vijf onderzeeboten van de Kilo Class recent aan Teheran verkocht.