Cabrillo juichte pas mee toen hij de doorweekte Iraanse vlag weer boven de achtersteven zag. Hij minderde het toerental van de pompen en de roerganger nam de besturing weer over.
Max ging rechtop zitten. ‘En ik dacht dat jij krankzinnig was geworden toen je met die ATV van de pier in zee raasde. Elk ander schip zou verzwolgen zijn door die monstergolf.’
‘Dit is ook geen gewoon schip,’ zei Juan en hij klopte op Max’ arm. ‘En aan boord is ook geen gewone bemanning.’
‘Bedankt,’ zei Max alleen.
‘Een van de verdwaalde kinderen is weer aan boord, en nu wordt het tijd de andere twee te halen.’
39
Kovac wist dat hij een probleem had toen hij in de radiokamer van de Golden Sky probeerde Thom Severance te bereiken maar geen antwoord kreeg. Er was geen verbinding mogelijk.
Omdat de zendontvangers uitgeschakeld waren op bevel van Kovac hoorden ze het nieuws pas twintig minuten later aan boord via een satellietzender: er was een meteoor gesignaleerd boven Zuid-Europa, en later ingeslagen op een eiland voor de Turkse kust. Er werd meteen een tsunamiwaarschuwing afgegeven, maar er kwam alleen een melding van een Griekse veerboot over de ongevaarlijke golf, die ongeveer een meter hoog was.
Severance wist dat het geen meteoor was. Het moest wel een kernwapen zijn. Zijn twee gevangenen hadden niet gelogen. De Amerikaanse autoriteiten kenden het plan van de responsivisten en ze hadden toestemming gegeven voor de aanval. Het lichtspoor dat boven Europa in zuidelijke richting bewoog moest de kruisraket zijn waarmee de kernkop werd getransporteerd.
Kovac drukte op een knop van de afstandsbediening zodat het commentaar van de nieuwslezer niet meer te horen was. Hij moest de verschillende mogelijkheden afwegen. Als er agenten naar de Golden Sky waren gezonden dan moest bekend zijn dat hij aan boord was. Nee, die redenering klopte niet. Hij was hier omdat hij vermoedde dat er onderzoekers aan boord waren. Dus ze wisten niet waar hij was. En dus was de oplossing eenvoudig: de twee gevangenen doden en van boord gaan zodra het schip volgens schema afmeerde in Heraklion, de hoofdstad van Kreta.
‘Maar daar zullen ze mij opwachten,’ mompelde hij voor zich uit.
Wie de Amerikanen ook gestuurd had – waarschijnlijk de CIA, maar dat maakte niet uit – in de haven zouden agenten het schip opwachten. Hij vroeg zich af of hij ongezien van boord kon verdwijnen. Dat was wel riskant en het leek veiliger om het cruiseschip op open zee stil te leggen en dan met een reddingsboot te ontkomen. Er waren genoeg kleine eilanden in de Aegeïsche Zee om zich schuil te houden voordat hij weer in actie kwam.
Dan bleef het probleem van de gevangenen bestaan. Moest hij het tweetal doden of meenemen als gijzelaars? Over de man maakte hij zich weinig zorgen, maar bij die vrouw had hij een voorgevoel dat ze gevaarlijk kon zijn. Het was beter beiden te doden, dan was er ook geen risico dat ze zouden ontsnappen.
Dan was er nog iets: het virus.
Het virus bleef maar enkele weken bruikbaar in de tanks, dus hij zou er weinig aan hebben als hij eenmaal van boord was verdwenen. Als het virus verspreid werd zouden ongeveer duizend opvarenden besmet worden en die besmetting werd verder verspreid als de passagiers weer thuis waren. Maar hij betwijfelde of dat gebeurde: het schip zou in quarantaine blijven tot het besmettingsgevaar geweken was.
Toch was het beter dan niets.
Kovac kwam overeind uit zijn stoel en liep naar de brug. Buiten was het helemaal donker geworden en de enige verlichting kwam van de instrumentenpanelen en de radarschermen. Twee officieren hadden wacht en er waren twee roergangers. Kovacs assistent Laird Bergman stond buiten op de brug een sigaret te roken.
‘Ik wil dat jij naar beneden gaat om in de wasserij zelf het virus los te laten,’ zei Kovac.
‘Is er iets mis met de zender?’
‘Dat doet er nu niet toe. Ga nu naar de wasserij en doe wat ik zeg. Daarna zoek je Rolph en je rapporteert hier wat het resultaat is. Wij gaan dit schip verlaten.’
‘Maar wat is er dan gebeurd?’
‘Vertrouw mij nu maar. Anders zouden we gearresteerd worden zodra we op Kreta zijn. Dit is de enige mogelijkheid.’
Eén van de officieren slaakte en kreet. ‘Waar komt die roestbak vandaan?! Laat de kapitein meteen hier komen en blaas op de scheepshoorn het aanvaringsalarm.’ De man stormde naar buiten.
‘Blijf bij mij,’ zei Kovac en met Bergman volgde hij de scheepsofficier naar buiten. Een groot vrachtschip stoomde recht naar de Golden Sky. Het leek wel een spookschip, omdat alle navigatielichten gedoofd waren. Maar het schip had wel een snelheid van meer dan twintig knopen.
De officier riep naar de anderen in het stuurhuis. ‘Hebben jullie die schuit niet gezien op de radar?’
‘De laatste keer dat ik zijn positie controleerde was de afstand nog tien zeemijl,’ antwoordde de jongere officier. ‘En dat was een paar minuten geleden, ik zweer het!’