Er was een deur in de achterwand van de keuken die toegang gaf tot een helderverlichte hal. Ze daalden een trap af en passeerden een groepje serveersters die aan hun dienst begonnen. Ze zagen nog meer personeel, maar niemand besteedde aandacht aan het tweetal.
Mark zag een huishoudtrap en hij nam die mee om nog minder op te vallen.
De Golden Sky lag afgemeerd aan de kade en de meeste passagiers waren van boord. Daardoor waren de technische ruimten ook bijna verlaten. Linda en Mark brachten de volgende uren door met het inspecteren van de leidingen en buizen, speurend naar iets wat ongewoon was. Anders dan de beperkte tijd die Juan had op het zusterschip van de Golden Sky konden ze ongehaast en grondig zoeken, maar uiteindelijk was het resultaat hetzelfde.
‘Niets,’ zei Mark geërgerd omdat hij niets had gevonden. ‘Er is werkelijk niets abnormaal aan boord. Geen enkele verandering aan het ventilatiesysteem of de watervoorziening.’
‘En om een virus te verspreiden zijn die systemen het meest efficiënt,’ beaamde Linda, terwijl ze met een poetslap het vet van haar handen veegde.
‘De enige andere methode die ik kan bedenken is met een verstuiver door het hele schip lopen.’ Mark wees naar boven, waar leidingen met de doorsnee van een regenton aan het plafond bevestigd waren. ‘Binnen twee uur zou ik die buis kunnen demonteren en een sproeisysteem installeren.’
Linda schudde haar hoofd. ‘Het risico om betrapt te worden is te groot. Het moet veel sneller en eenvoudiger gedaan worden.’
‘Weet ik,’ zei Mark. Hij wreef over zijn gezicht en voelde een beginnende hoofdpijn opkomen. ‘Ik herinner me dat Juan de inlaten van de airconditioning wilde onderzoeken. Dat zouden wij ook kunnen doen.’
‘En waar zijn die inlaten te vinden?’
‘Ergens boven, waarschijnlijk voor de schoorsteen.’
‘Dat is wel voor iedereen zichtbaar.’
‘We kunnen wachten tot het donker is.’
‘Laten we nu dan teruggaan naar het passagiersgedeelte en ons weer verkleden.’
Ze zochten een weg terug door de machinekamer en kwamen uiteindelijk in een gang waar veel mensen liepen. Personeel in uniform maakte zich klaar om de terugkerende passagiers te ontvangen en mannen in overall waren op weg naar de machinekamer om alles klaar te maken voor het vertrek uit Istanbul.
Na een snelle blik door een deuropening bij de wasserij bleef Linda met een ruk staan. Een man die in de dertig moest zijn en dezelfde overall als zij aan had, stond bij de wasserij. Het was niet de man of zijn nonchalante houding die haar aandacht trok: het was zijn reactie toen hun blikken elkaar kruisten. Linda herkende zijn schichtige blik. Ze had op dezelfde manier naar de kok in de keuken gekeken. Het was de blik van iemand die op een plek is waar hij of zij niet hoort te zijn.
De man wendde zich af, maar keek toen over zijn schouder. Zodra hij zag dat Linda onderzoekend naar hem keek, verdween hij haastig.
‘Hé!’ riep Linda. ‘Wacht eens!’
Ze liep de man achterna, gevolgd door Mark.
‘Mark, kijk jij of er meer kerels zoals hij zijn,’ zei Linda snel.
Mark draaide zich om en draafde weg.
De wegrennende man had een voorsprong van acht meter en veel langere benen. Maar Linda was zo vastbesloten hem in te halen dat hij weinig had aan die voordelen. Ze kwam snel dichter bij hem, terwijl ze hem als een gazelle achterna zat zonder vaart te minderen bij een bocht.
De man vergrootte zijn voorsprong toen ze een trap beklommen. Hij kon drie treden tegelijk nemen, en Linda maar twee. Ze renden langs verbaasd personeel. Linda wilde dat ze om hulp kon roepen, maar dan moest ze haar illegale aanwezigheid aan boord later uitleggen.
De man verdween door een deuropening en toen Linda daar even later was schuurde ze met haar arm langs de deurpost.
Ze zag de vuist niet komen. Hij raakte haar vol op haar kin. De man was geen getrainde vechtjas, maar de klap was zo hard dat Linda’s hoofd naar achteren tegen de wand sloeg. De aanvaller boog zich even over haar en rende toen weg, Linda naar adem happend achterlatend.
Ze herstelde zich snel en krabbelde overeind om de achtervolging weer in te zetten. Ze zwalkte duizelig bij elke stap.
‘Een meisje slaan, kun je wel…’ gromde ze.
Ze kwamen in de grote centrale gang die bijna even lang was als het schip en gebruikt werd door de bemanning om naar hun hutten te lopen.
‘Opzij daar! Een noodgeval!’
Linda hoorde de man roepen, terwijl ze zich door de drukte werkten. Personeel was onderweg naar zijn werkplek, en de bemanningsleden die vrij waren stonden in groepjes met elkaar te praten. De man kronkelde als een slang door de menigte en hij vergrootte zijn voorsprong. Linda kreeg het gevoel dat haar hoofd zou exploderen, maar ze rende verder.
De man verdween weer achter een deur en beklom een andere trap. Linda duwde de deur vijf seconden later open. Ze trok zich omhoog aan de leuning om nog sneller naar boven te komen. Ze wist dat ze bij de passagiersdekken kwamen. Als de man slim was en de indeling van het schip goed kende, dan konden ze wel dicht bij zijn hut zijn. En als hij daarin verdween, dan zou Linda hem nooit meer vinden.