Juan liet de plastic zak aan de oppervlakte drijven en hij dook onder water, kracht zettend met zijn armen en benen. Het zoute water prikte in zijn ogen, maar hij was daar wel aan gewend in de loop van de jaren en besteedde er geen aandacht aan. Eerst zag hij onder water alleen rotsen, bedekt met zeewier en mossels, maar toen hij vijf meter diep was opende zich een tunnel voor hem. De tunnel was zeker vijftien meter in doorsnee, en groot genoeg voor de doorvaart van een onderzeeboot uit de Tweede Wereldoorlog. Toen Juan de zaklamp uitdeed zag hij vaag zonlicht in de verte.
Hij keerde terug naar de oppervlakte en trok de plastic zak naar zich toe. Diep inademend vulde hij zijn longen telkens maximaal, om zo veel mogelijk kooldioxide uit zijn lichaam te drijven. Zodra hij zich licht in het hoofd voelde, werkte hij zich watertrappend omhoog om nog meer zuurstof in te ademen. Daarna liet hij zich weer terugzakken. Hij volgde de lichtbundel van de zaklamp en zwom de tunnel in. Door de getijstromen waren de tunnelwanden weinig begroeid. In gedachten telde hij de seconden terwijl hij verder zwom. Na een minuut merkte hij dat het zonlicht duidelijk feller was. Juan zwom verder, en hij drong steeds verder in de tunnel. Na een minuut en dertig seconden scheen hij met de zaklamp naar boven. Drie meter verder was een holte in de rotsen, met een breedte van twee meter en ongeveer dertig centimeter diep.
De plastic zak dreef en raakte het plafond van de tunnel. Juan tastte door het plastic naar de ontsteker met het tijdmechanisme en hij activeerde het ding. Meteen keerde hij om en zwom weg, weer met kalme slagen zoals hij ook gekomen was. Hij was drie minuten onder water toen hij uit de tunnel zwom en aan de oppervlakte kwam. Als een dolfijn rees hij boven water en blies de lucht krachtig uit zijn longen.
‘Alles oké?’ riep Linc in de duisternis.
‘Misschien moet ik geen sigaren meer roken, maar verder is alles in orde.’
‘Ik kom naar je toe.’
Even later hoorde Juan een plons toen Linc in het water dook. Hij zwom naar Cabrillo, met hun laarzen over zijn schouders en de kleding om zijn middel gebonden. ‘Ik heb jouw telefoon waterdicht verpakt in de condooms: het toestel zit in je broekzak.’
‘Bedankt, daar had ik niet aan gedacht.’
‘En daarom geef je mij loonsverhoging, als we weer aan boord van de Oregon zijn.’ Linc sprak op ernstige toon verder. ‘Voor alle duidelijkheid: als jouw frankensteinexperiment niet werkt en er is geen luchtbel, gaan we dan door?’
De afstand was te groot, zelfs voor de beste zwemmer, dus het antwoord van Juan kon hun dood betekeken. ‘Ja, dat is wel de bedoeling.’
De ontsteker veroorzaakte geen drukgolf in het water, en daarom wachtte Juan tien minuten voordat hij aan Linc vroeg of hij klaar was. Ze haalden een aantal keren snel en diep adem, om zo veel mogelijk zuurstof in hun lichaam te brengen. Ze wisten wanneer te stoppen, om niet duizelig te worden van het hyperventileren.
Samen doken ze de tunnel in. Om de een of andere reden vond Cabrillo de omgeving onheilspellend. De opening van de tunnel was als een grote muil, en de ebstroom trok hen mee alsof de holle rotsen hen wilden verslinden.
De batterijen van de zaklamp raakten steeds meer uitgeput. Juan deed de lamp uit. Linc zwom naast hem in de richting van de vage gloed in de verte. Na anderhalve minuut deed Juan de zaklamp weer aan om te zoeken naar de zuurstofbel. Juan zag alleen de kale rotsen die de bovenkant van de tunnel vormden. De onderkant van de luchtbel moest zilverig zijn, als kwik, maar in het licht van de lamp was alleen grauwe steen zichtbaar. Juan zwom trager terwijl hij zocht en hij had maar kort de tijd om te beslissen of ze een wanhopige poging zouden doen door snel verder te zwemmen naar de uitgang, of hier te blijven zoeken naar de luchtbel.
Hij scheen in alle richtingen en besefte dat ze naar rechts waren weggedreven. Hij zwom een paar slagen naar links, gevolgd door Linc, maar nergens was de luchtbel te zien.
De teleurstelling was even bitter als het zoute water dat tegen zijn lippen drukte. De zuurstofgenerator werkte niet. Juan en Linc waren ten dode opgeschreven. Hij begon uit alle macht in de richting van het einde van de tunnel te zwemmen, maar voelde opeens Lincs hand om zijn enkel. Linc wees naar een plek meer naar links en toen Juan de zaklamp daarheen richtte, zag hij een flits alsof het licht in een spiegel weerkaatste. Ze zwommen erheen en ademden uit, om dan voorzichtig aan de oppervlakte te komen zonder hun hoofd te stoten. Het kon hun niet schelen dat de zuurstofrijke luchtbel nog warm was en vies rook na de chemische reactie. Juan was opgetogen dat zijn plan gelukt was en hij grijnsde breed.
‘Mooi werk, Voorzitter,’ zei Linc.
Er was maar zuurstof voor drie minuten pauze. De twee zogen hun longen gretig vol, voordat ze aan de tweede etappe door de tunnel begonnen.