‘Fraai is dat.’
‘Hij was zo’n oudere hippie die meende dat we ons moesten verdedigen tegen een overheid die uiteindelijk alle privébezit in beslag zou nemen,’ verduidelijkte Juan. Linc keek hem veelbetekenend aan en gaf een glazen pot aan Juan. ‘Wat moet ik erover zeggen?’ zei Juan schouderophalend. ‘Ik ben opgegroeid in Californië.’
Juan vroeg of Linc naar een andere chemische stof wilde zoeken.
‘En wat wil jij doen met dat spul?’ vroeg Linc terwijl hij een kan met een amberkleurige vloeistof aan Juan gaf.
‘Chemische oorlogvoering.’
Ze waren het al snel eens dat ze een hinderlaag zouden leggen in een van de kleinere kamers. Linc vormde van dekens en kussens twee gestalten, dekking zoekend onder het verste bed. Juan maakte een boobytrap met elektriciteitsdraad uit Linc’s rugzak, de chemicaliën en zijn veldfles. In het licht van de zaklampen leken de opgepropte dekens genoeg op menselijke silhouetten om de responsivisten te lokken. Juan schakelde Lincs mobiele telefoon in walkietalkiemodus en legde het toestel tussen de twee gestalten.
Linc en Juan verdwenen naar een kamer wat verder in de gang en wachtten af.
Juan dacht aan wat de slachtoffers aan boord van de Golden Dawn was overkomen, en dat versterkte zijn vastberadenheid. De minuten verstreken traag, en de oplichtende minutenwijzer van Cabrillo’s horloge bewoog alsof de batterij bijna leeg was. Maar hij en Linc hadden vaak een hinderlaag gelegd, en ze tuurden zonder zich te bewegen in de duisternis van de lange tunnel. Ze stonden allebei tegen de rotswand geleund, met het hoofd wat scheef terwijl ze ingespannen luisterden naar elk geluid.
Na twintig minuten hoorden ze de mannen naderen. Juan kon eerst twee, toen drie paar voetstappen onderscheiden. Drie responsivisten draafden door de tunnel. Er was geen licht, en daarom veronderstelde Juan dat de mannen een infrarode lamp hadden en nachtvizieren. De mannen vertraagden hun passen voor ze bij de zijruimte kwamen, alsof ze een hinderlaag verwachtten. Juan kon de bewakers niet zien, maar door de geluiden wist hij wat ze deden. Er werd nauwelijks gesproken, en ze naderden de ingang pas meer als ze dekking hadden van een kameraad.
Metaal kletterde tegen steen, en bijna meteen daarna klonk een luide stem.
‘Ik zie jullie daar. Geef je over!’
Het metalige geluid werd veroorzaakt door een van de schutters die zijn wapen tegen de rotswand liet steunen om beter te richten op de twee schimmen onder het verste bed.
Juan stond achter Linc, zodat zijn stem werd afgeschermd en hij sprak in zijn mobiele telefoon: ‘Loop naar de hel!’
Omdat het volume van de telefoon onder het bed maximaal was klonk het als een schampere schreeuw. Twee schutters openden meteen het vuur en in de lichtflitsen uit de loop kon Juan drie gestalten goed zien. Dit waren geen amateurs. Twee mannen stonden net buiten de grot en de derde hield de wacht in de tunnel om te waarschuwen voor een aanval van opzij.
In de stenige ruimte weergalmde het geluid van de geweerschoten oorverdovend.
Toen het schieten ophield wachtte Juan af wat de bewakers zouden doen. Er waren zoveel patronen afgevuurd dat degenen die geraakt werden morsdood moesten zijn. De man die op de uitkijk stond deed zijn zaklamp aan en het drietal zette de nachtbrillen af. Door de felle lichtflitsen waren de brillen tijdelijk ontregeld. De twee mannen die geschoten hadden stapten voorzichtig de ruimte in, terwijl de derde scherp oplette of het geen valstrik was.
Die was er wel. Cabrillo had een draad gespannen bij het bed waaronder hij en Linc zogenaamd dekking hadden gezocht, en de voorste bewaker was zo geconcentreerd op zijn slachtoffers dat hij de draad niet opmerkte.
De draad was verbonden met de flessen chloor en natriumbicarbonaat en toen de schutter erlangs liep vielen de flessen op de grond. Het glas versplinterde in een plas water uit de veldfles en de andere chemische stof die Juan daar had uitgegoten.
Zodra de fles in stukken brak begonnen Juan en Linc te schieten. De derde bewaker reageerde meteen, maar hij had geen kans. Een kogel raakte hem onder zijn arm en verscheurde zijn inwendige organen. Een tweede kogel doorboorde zijn luchtpijp. De man tolde rond en hij viel op de grond, zonder zijn zaklamp en geweer los te laten. De lichtbundel van de zaklamp bleef op de ingang van de grot gericht, waar een groenige wolk chemische damp steeds groter werd.
In de grot had de chemische reactie etsende zuren gevormd. De bewakers beseften dat er gevaar dreigde, maar op dat moment werden hun keel en longen al aangetast door de bijtende damp. De dampen tastten het weefsel van hun luchtwegen aan en elke ademhaling veroorzaakte een helse pijn.
Hoestend zogen de mannen meer giftige dampen in hun longen, en ze probeerden wankelend en stuiptrekkend weg te komen uit de ruimte.
De blootstelling aan de bijtende stof was kort, maar zonder snelle medische hulp waren beide mannen ten dode opgeschreven, en hun sterven zou langzaam en pijnlijk zijn. Een van beiden besefte dat kennelijk, want voordat Cabrillo hem tegen kon houden trok de man de veiligheidspal uit een handgranaat.