Home>>read Dodenschip free online

Dodenschip(101)

By:Clive Cussler


Lampen gingen knipperend aan en Hanley zag een grote ruimte onder het niveau waar hij stond. Hij was in een controlekamer en keek uit over de energiecentrale van het complex. Achter dik isolatieglas waren vier turbines met bouten aan de vloer bevestigd. Een wirwar van brandstofleidingen en uitlaatpijpen was aan de motoren verbonden. Naast elke motor stond een generator. Elke combinatie was zo groot als een locomotief, en hoewel maar een van de turbines draaide straalde de hele ruimte zoemende kracht uit.

Max bedacht dat deze elektriciteitscentrale groot genoeg was voor een paar duizend huishoudens, en hij vroeg zich af of er voor een geheim project zoveel stroom werd opgewekt. Hij keerde weer terug naar de gang.

Er waren geen camera’s te zien en er patrouilleerden ook geen bewakers door de gangen. Max kreeg de indruk dat Kovac zich hier heel veilig voelde. Hij dwaalde door de gangen en kwam uiteindelijk bij een deur met het opschrift TRAPPENHUIS. Maar toen hij achter de deur keek zag hij alleen een trap die naar beneden leidde. Hij aarzelde even en besloot toen de trap af te dalen.

De trap liep vier verdiepingen naar beneden, tot een schemerig verlichte ruimte zichtbaar werd. De enige deur kwam uit op een donkere tunnel, loodrecht op het trappenhuis. Max zag dat de ronde tunnel was uitgehouwen in de rotsen en zo hoog dat hij rechtop kon staan. Hij zag in de rotswand sporen van de boormachines en houwelen. Er was geen verlichting, dus hij kon niet inschatten hoe lang de tunnel was en waar die naartoe leidde. De enige aanwijzing werd gevormd door dikke koperdraden die met keramische isolators aan het plafond bevestigd waren. Er waren genoeg koperdraden om de elektrische stroom van de generatoren te transporteren.

‘Wat is de bedoeling van dit alles?’ vroeg hij zich hardop af, maar er kwam uiteraard geen antwoord.

Hij overwoog de draden te volgen, in de hoop dat hij dan bij een uitgang zou komen. Maar de lucht in de tunnel was zo stil dat er vermoedelijk geen opening naar buiten was. En Max was niet vergeten dat hij minstens vijftien meter diep onder de oppervlakte stond.

Max besloot de trap weer te beklimmen. Zijn lichaam protesteerde bij elke stap en toen hij begon te hijgen van inspanning was het alsof een stalen band om zijn borstkas werd geklemd. Al waren zijn ribben niet gebroken, hij wist wel zeker dat er barsten in geslagen waren.

Hijgend kwam hij boven aan de trap, en hij moest zijn ellebogen tegen zijn flanken drukken om de pijn draaglijk te maken.

Hij drukte zijn oor tegen de deur en hoorde gedempte stemmen. Het geluid werd zachter, maar hij meende te verstaan wat er werd gezegd: ‘… hemel over twee dagen, daarom hebben wij…’ Max wachtte nog een tijdje voor hij de deur opende. De gang was verlaten. Hij hoorde zelfs geen echo van voetstappen.

Zonder geluid sloop hij verder, zoekend naar een uitgang. Hij was halverwege een lange gang, toen hij mensen hoorde naderen. Ze liepen snel en doelbewust. Daarom dacht Max dat Kovac en zijn helpers op weg waren naar zijn cel om hem weer te ondervragen, hoewel er pas een halfuur verstreken was sinds ze hem hadden achtergelaten. Max besefte dat hij niet kon vluchten, en zijn enige kans was snel weg te duiken achter een van de metalen deuren in de gang.

Hij hield de deurkruk vast, om te voorkomen dat die in het slot zou vallen en hij drukte zich tegen de deur, terwijl de voetstappen steeds dichterbij kwamen. Pas toen de mannen voorbij waren keek Max naar de donkere kamer. In het schijnsel van een nachtlampje zag hij zes britsen naast elkaar staan en kennelijk lag in elk bed iemand te slapen. Een van hen schrok wakker en ging met een ruk rechtop zitten, glazig om zich heen starend.

‘Steve?’ riep de man.

‘Ja, ja,’ antwoordde Max snel. ‘Ga maar weer slapen.’

De jonge man zakte terug op het bed en draaide zich weg van Max. Hij ademde al snel weer rustig.

Max ademde helemaal niet kalm. Hij voelde zijn hart zo heftig bonzen dat het uit zijn borst leek te breken en de adrenaline golfde door zijn aderen. Hij wachtte nog even voordat hij de deur weer opende en uit de kamer sloop.

Max dwaalde nog bijna een uur door de gangen, tot hij een trap vond die naar boven leidde. Dat bevestigde zijn vermoeden dat hij ergens in een onderaards complex was. Te oordelen aan de ruimten die hij verkend had moest het complex enorm groot zijn. Maar het bleef een raadsel met welk doel het gebouwd was.

Hij klom twee verdiepingen naar boven en stond weer voor een deur. Hij luisterde met zijn oor tegen het metaal gedrukt. Aan de andere kant van de deur hoorde hij geluiden, maar hij kon niets verstaan. Voorzichtig opende hij de deur op een kier en hij zag iets wat op een garage leek. De ruimte was ongeveer zeven meter hoog en er was een helling die naar twee enorme deuren leidde. In de rotswand naast hem zaten gepantserde metalen deuren, die bestand leken tegen een atoombom. Max hoorde een radio, muziek die hem eerder deed denken aan vechtende katten, al zou Mark Murphy graag naar deze klanken op zijn iPod luisteren.