Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(83)

By:Kate Morton


‘Ik wil niet dat je me iets gééft. Ik wil gewoon dat je met me meekomt en doet wat ik vraag. Je kunt toch wel een poetsdoek vasthouden?’

Daarna had Nell Cassandra’s haar van haar wang geveegd, die plakkerig was van de tranen. Haar stem klonk diep en onverwacht hard. ‘Je komt erdoorheen. Ik weet dat het niet zo voelt, maar het is zo. Je bent een overlever.’

‘Ik wil dit niet overleven.’

‘Dat weet ik ook,’ zei Nell. ‘En dat begrijp ik best. Maar soms krijgen we die keus niet.’

De waterkoker van het hotel schakelde zichzelf met een triomfantelijke klik uit en Cassandra schonk het water over haar theezakje. Haar hand beefde een beetje. Ze bleef even staan terwijl de thee trok. Nu besefte ze dat Nell het echt had begrepen, dat ze maar al te goed die plotselinge, verblindende leegte kende wanneer al je banden worden doorgesneden. Had ze het destijds maar gezegd, had ze Cassandra haar eigen verlies maar toevertrouwd. Misschien had het geholpen.

Aan de andere kant wist Cassandra wel beter. In die tijd had niets geholpen. Haar verdriet was te onbarmhartig, te rauw. Het had jaren gekost om te leren haar reacties erop af te vlakken, om glimlachend te knikken en door te gaan.

Ze roerde in haar thee en zuchtte een beetje toen Nick en Leo weer naar de achtergrond weken. Ze dwong zichzelf om zich op het heden te concentreren. Ze bevond zich in Blackhurst Hotel, Tregenna, Cornwall en luisterde naar de branding van een onbekende oceaan die zich op het strand van een onbekende kust stortte.

‘Hier ben ik dan, Nell,’ fluisterde ze. ‘Is dit wat je van me verlangde?’

De kamer bleef obstinaat zwijgen.

Cassandra glimlachte triest, vertederd en moe toen ze Nells schrift oppakte. ‘Zie je nu wat je met me doet? Ik praat al in mezelf.’

Ze pakte het schrift en haar kopje en ging op het vensterbankje zitten.

Voorbij de donkere kruinen van de hoogste bomen rimpelde het maanlicht op de oppervlakte van de zee in de verte. Een paar lichtjes tekenden zich in het donker af. Vissersboten, dacht Cassandra. Tregenna was tenslotte een vissersdorp. Het was curieus, in deze moderne wereld was het een verrassing om een plek te vinden waar de dingen nog op kleine schaal gingen zoals ze vroeger generaties lang waren gegaan.

Cassandra nam een slokje thee en blies warme lucht uit. Ze was in Cornwall, net zoals Nell voor haar. En zoals Rose en Nathaniel en Eliza Makepeace daarvoor. Toen ze die namen fluisterde, voelde ze een merkwaardige tinteling onder haar huid. Alsof er tegelijkertijd aan minuscule draadjes werd getrokken. Ze was hier met een doel, en dat doel was niet in haar eigen verleden wentelen.

Een eenzame meeuw stak zwart af tegen de donkerblauwe lucht, hardnekkige golven stortten zich in de duisternis verderop en ergens op een rotspunt wachtte het klifhuisje.





23





Blackhurst Manor, Cornwall, 1900



Het was ochtend en Eliza leek wel in een enorme houten arrenslee met een donkerblauw baldakijn erboven te liggen. Van haar nachtjapon zou mevrouw Swindell zich verheugd in de handen hebben gewreven, en Sammy’s vuile kleren lagen opgepropt onder haar hoofd. Toen wist ze het weer: de Goeddoeners, meneer Newton, de rit in het rijtuig, de Boze Man. Ze was bij haar oom en tante, het had gestormd, gebliksemd, gedonderd en geregend. Ze had Sammy’s gezicht in het raam gezien.

Eliza klauterde op het vensterzitje en keek naar buiten. De dageraad had het onweer van de avond tevoren verdrongen, licht en lucht waren schoongewassen. Over het hele gazon lagen takken en bladeren verspreid en een tuinstoel onder haar raam was omvergewaaid.

Haar aandacht werd getrokken naar een verre hoek van de tuin. Er liep iemand tussen de struiken, een man. Hij liep mank en leunde op een stok. Eliza besefte dat het haar oom was. Ze zag het aan zijn rode haar en aan iets in zijn houding wat haar bekend voorkwam. Hij hief zijn stok op alsof hij gebaarde, en Eliza vroeg zich af naar wie.

Vanachter een hoge struik verscheen een andere man. Die had een zwarte baard, droeg een overall, een raar groen hoedje en zwarte overschoenen. Hij raapte een tak op en legde die aan de rand van het gazon. Hij schudde zijn hoofd toen haar oom iets zei.

Achter haar klonk een geluid en Eliza draaide zich om. De deur van de kamer stond open en een dienstmeisje met een krullenbol zette een dienblad op het nachtkastje. Het was het dienstmeisje dat de avond daarvoor in de keuken was berispt.

‘Goeiemorgen, juffrouw,’ zei ze. ‘Ik ben Mary en ik breng uw ontbijt. Mevrouw Hopkins heeft gezegd dat u vanmorgen op uw kamer kunt eten vanwege de lange reis van gisteren.’

Eliza haastte zich naar het tafeltje. Ze zette grote ogen op toen ze zag wat er allemaal op het blad lag: warme broodjes met een kwak smeltende boter, witte potjes tot de rand toe gevuld met de fruitigste jam die Eliza ooit had gezien, een paar gerookte haringen, een berg roerei en een dik, glanzend worstje. Haar maag jubelde.