Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(67)

By:Kate Morton


Nathaniel en Rose Walker kregen één dochter, Ivory Walker, geboren in 1909. Hij schilderde zijn vrouw en dochter dikwijls en een van zijn meest geliefde portretten is het werk dat hij Moeder en Kind doopte. Het jonge paar kwam in 1913 op tragische wijze om het leven toen de trein naar Ais Gill waarin het reisde in de buurt van Schotland op een andere locomotief botste en in brand vloog. Ivory Walker overleed een paar dagen na de dood van haar ouders aan roodvonk.



Dat sloeg nergens op. Nell wíst dat zij het kind was van wie deze biografie repte. Rose en Nathaniel Walker waren haar ouders. Ze kon zich Rose nog herínneren; dat gebeurde op slag. De data klopten ook: haar geboorte en zelfs haar reis naar Australië voegden zich te netjes naar de dood van Nathaniel en Rose om toevallig te zijn. Om maar niet te spreken van die andere schakel, namelijk dat Rose en Eliza elkaars nicht moesten zijn geweest.

Nell bladerde naar de index en ging met haar vinger langs de lijst. Ze stopte bij Moeder en Kind en bladerde met een bonzend hart naar de bewuste pagina.

Haar onderlip trilde. Ze mocht zich dan niet herinneren dat ze Ivory heette, maar nu werd haar laatste twijfel weggenomen. Ze wist hoe ze er als klein meisje uit had gezien. Dat was zij, zittend op haar moeders schoot en geschilderd door haar vader.

Waarom had de geschiedenis haar doodverklaard? Wie had die verkeerde informatie aan Who Was Who gegeven? Was dat opzettelijk geweest, of had die persoon het zelf geloofd, zonder te beseffen dat ze niet dood was, maar door een mysterieuze sprookjesschrijfster aan boord van een schip naar Australië was gezet?

‘Je mag je naam niet zeggen. Dat hoort bij het spelletje dat we spelen.’ Dat had de Schrijfster gezegd. Nell kon het nu zelfs horen, met die zuivere stem die klonk als een bries van het water. ‘Het is ons geheim. Je mag het niet verklappen.’ Nell was weer vier en voelde de angst, de onzekerheid en de opwinding. Ze rook het slib van de rivier, heel anders dan de uitgestrekte, blauwe zee, ze hoorde de hongerige meeuwen van de Theems en de zeelieden die naar elkaar riepen. Een stel vaten, een donkere schuilplaats, een bundeltje zonlicht waarin stofjes dansten…

De Schrijfster had haar meegenomen. Ze was helemaal niet in de steek gelaten. Ze was ontvoerd en haar grootouders wisten er niets van. Daarom waren ze haar niet komen zoeken. Ze hadden haar dood gewaand.

Maar waarom had de Schrijfster haar ontvoerd? En waarom was ze vervolgens verdwenen en had ze Nell alleen op die boot en alleen op de wereld achtergelaten?

Haar verleden leek wel zo’n Russische pop: een vraag in een vraag in een vraag.

Wat ze nodig had om die nieuwe mysteries te ontrafelen was een persoon. Een mens van vlees en bloed. Iemand met wie ze kon praten, die haar destijds had gekend, of die iemand kende die haar had gekend. Iemand die licht op de Schrijfster kon werpen, en op de familie Mountrachet, en op Nathaniel Walker.

Die persoon, besefte ze, zou ze niet vinden in de stoffige catacomben van een naslagbibliotheek. Ze moest naar het hart van het mysterie reizen, naar Cornwall, naar dat dorp Tregenna. Naar dat kolossale, donkere huis Blackhurst, waar haar familie ooit had gewoond en zij als klein meisje had rondgezworven.





19





Londen, Engeland, 2005



Ruby was laat voor haar etensafspraak, maar daar zat Cassandra niet mee. De ober had haar een tafeltje bij het grote raam gewezen en ze sloeg gekwelde forensen gade die zich naar huis haastten. Ze kwamen in golven. Vlak voor het restaurant was een halte van bus 25 en aan de overkant was het metrostation South Kensington, dat nog steeds een fraai jasje van art-nouveautegels droeg. Om de zo veel tijd kwam er een verwaaid groepje mensen binnen, die ofwel aan een tafeltje gingen zitten of bij de felverlichte toonbank wachtten op witte kartonnen dozen met delicatessen om mee naar huis te nemen voor het avondeten.

Cassandra wreef met haar duim over de zachte, afgesleten rand van het schrift en liet de zin nogmaals in haar hoofd weerklinken, om te zien of de woorden ditmaal aannemelijker klonken. Nells vader was Nathaniel Walker. Nathaniel Walker, schilder van vorsten, die een eigen zaal in de Tate had, was Nells vader geweest, Cassandra’s overgrootvader.

Nee, de waarheid paste nog steeds als de handschoen van iemand anders, net zoals toen ze er die bewuste middag voor het eerst kennis van had genomen. Ze had op het bankje bij de Theems Nells verslag van haar bezoek aan het huis in Battersea waar Eliza Makepeace was geboren, en aan de galerie waar de portretten van Nathaniel Walker werden tentoongesteld, zitten ontcijferen. De wind was in kracht toegenomen, over de oppervlakte van de rivier gescheerd en de oevers op gejaagd. Cassandra had op het punt gestaan een goed heenkomen te zoeken toen iets haar aandacht trok naar een bijzonder onleesbare passage op de volgende bladzijde, een onderstreepte zin die luidde: Rose Mountrachet was mijn moeder. Ik herken haar portret en ik kan me haar herinneren. Daarna volgde een pijltje en Cassandra’s blik schoot door naar de titel van een boek, Who Was Who waaronder een haastig puntenlijstje was opgesteld.