Nell voelde zich belaagd door een zwaar en dof gevoel van teleurstelling, al wist ze niet wat voor onthullingen ze uit Eliza’s portret had verwacht te zullen afleiden. Niet verwacht, maar gehoopt, verbeterde ze zichzelf. Haar hele zoektocht was gebaseerd op hoop. De wereld was een allemachtig grote plek, en het viel niet mee om een persoon te vinden die zestig jaar geleden vermist was geraakt, al was zij die persoon zelf.
De Walkerzaal begon leeg te lopen en Nell merkte dat ze aan vier kanten werd omgeven door de zwijgzame blikken van mensen die al lang dood waren. Ze observeerden haar allemaal op die merkwaardige, zwaarwichtige manier van een portretstudie: eeuwig waakzaam volgden die ogen de toeschouwer op zijn ronde door de zaal. Huiverend trok ze haar jas aan.
Toen ze bijna bij de deur was, viel haar oog op het andere portret. Toen ze het schilderij van de donkerharige vrouw met een bleke huid en volle, rode lippen zag, wist Nell precies wie dat was. In één enkel ogenblik vloeiden ontelbare flarden van lang vervlogen herinneringen samen, en de zekerheid doorstroomde alle cellen van haar lichaam. Niet dat ze de naam onder het portret herkende. De woorden Rose Elizabeth Mountrachet zeiden haar heel weinig. Het was meer dan dat, en ook minder. Nells lippen trilden en iets diep in haar borstkas trok zich samen. Haar ademhaling ging moeilijk. ‘Mama,’ fluisterde ze, en ze voelde zich mal en uitgelaten en kwetsbaar tegelijk.
Goddank was de Westminster Reference Library tot laat open, want Nell had onmogelijk tot de volgende morgen geduld kunnen opbrengen. Eindelijk wist ze dan de naam van haar moeder, Rose Elizabeth Mountrachet. Later zou ze op dat moment in de Tate Gallery terugkijken als een soort wedergeboorte. In een oogwenk, zonder waarschuwing of fanfare, was ze iemands kind geworden, want nu wist ze hoe haar moeder heette. Terwijl ze zich door de toenemende duisternis op straat repte, bleef ze de naam maar herhalen.
Het was niet voor het eerst dat ze hem had gehoord. In het boek met het hoofdstuk over Eliza dat ze van Snelgrove had gekocht werd de familie Mountrachet genoemd. Eliza’s oom van moeders kant, lid van de landadel, was de eigenaar van het indrukwekkende landgoed Blackhurst in Cornwall, waar Eliza na de dood van haar moeder naartoe was gebracht. Dat was de schakel die Nell had gezocht, de draad die de Schrijfster van Nells herinnering verbond met het gelaat dat ze nu herkende als het gezicht van haar moeder.
De baliemedewerkster van de bibliotheek herinnerde zich Nell nog van de vorige dag, toen ze naar inlichtingen over Eliza was komen zoeken.
‘En, hebt u meneer Snelgrove nog gevonden?’ informeerde ze met een lachje.
‘Ja zeker,’ zei Nell een beetje buiten adem.
‘En u hebt het overleefd.’
‘Hij heeft me een heel nuttig boek verkocht.’
‘Zo ken ik onze meneer Snelgrove weer, het lukt hem altijd iets te verkopen.’ Vertederd schudde ze haar hoofd.
‘Ik vroeg me af of u me nog een keer kunt helpen,’ zei Nell. ‘Ik zoek informatie over een vrouw.’
De bibliothecaresse knipperde met haar ogen. ‘Ik moet iets specifiekers hebben.’
‘Natuurlijk. Het gaat om een vrouw die ergens aan het eind van de negentiende eeuw is geboren, omstreeks 1890.’
‘Was zij ook schrijfster?’
‘Nee, althans dat denk ik niet.’ Nell zuchtte en ordende haar gedachten. ‘Ze heette Rose Mountrachet en kwam uit een soort aristocratische familie. Ik dacht dat ik misschien iets kon vinden in een van die boeken, u kent ze wel, met bijzonderheden over de adel.’
‘Zoals Debrett’s. Of Who’s Who.’
‘Ja, precies.’
‘We kunnen het proberen,’ zei de medewerkster. ‘Misschien heeft ze geen eigen vermelding, maar als u geluk hebt, staat haar naam bij die van een ander, van haar vader of haar man. Weet u misschien wanneer ze is overleden?’
‘Nee, waarom?’
‘Gezien het feit dat u niet weet of en wanneer ze een vermelding heeft gekregen, zou het u tijd besparen als u haar gewoon in de Who’s Who opzocht. Maar daarvoor moet je weten wanneer ze is overleden.’
Nell schudde haar hoofd. ‘Ik zou er niet eens naar kunnen raden. Als u mij de juiste richting wijst, controleer ik gewoon de hele Who’s Who, te beginnen in dit jaar, en dan werk ik net zo lang terug tot ik haar naam tegenkom.’
‘Dat kan een poosje duren en de bibliotheek gaat straks dicht.’
‘Ik zal voortmaken.’
De dame haalde haar schouders op. Ze boog zich opzij om een kleine blocnote van de schrijfmachine naast haar te pakken. Ze schreef een nummer op en gaf het aan Nell. ‘U neemt de lift naar de derde verdieping, dan ziet u de boekenkast recht voor u. De vermeldingen staan op alfabetische volgorde.’
Uiteindelijk stiet Nell in 1934 op goud. Het was niet Rose, maar toch een Mountrachet. Linus, de oom die Eliza Makepeace na Georgiana’s dood had opgeëist. Ze las de tekst vlug door.