Mevrouw Swindell zat te hoesten en stikte bijna in haar onverwachte vrolijkheid. Ze sloeg zich op haar knokige borst en daarna joeg ze de kleine Hatty weg. ‘Hou op met je kattengejammer, ik kan mezelf niet eens horen denken.’
Ze bleef een poosje zitten en daarna keek ze met samengeknepen ogen naar Eliza. Ze knikte een paar keer, een plannetje kreeg vorm. ‘Mijn besluit staat vast door al dat gebedel van je. Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat die jongen een armenbegrafenis krijgt.’
‘Alstublieft…’
‘En die vijftien penny’s geef je aan mij, voor al mijn moeite.’
‘Maar, mevrouw Swindell…’
‘Niks “mevrouw Swindell”. Dat zal je leren om stiekem geld achter te houden. Wacht maar tot meneer Swindell thuiskomt en hiervan hoort. Dan zwaait er wat.’ Ze gaf Eliza haar kom. ‘En nu wil ik nog wat soep en daarna kun je Hatty naar bed brengen.’
De dood van haar moeder was al een verpletterende slag geweest, maar nu Sammy er niet meer was, leek het wel alsof een deel van Eliza ook onder de paardenhoeven was vertrapt en met alle andere viezigheid in de goot naar de rivier was gestroomd.
De nachten waren het ergst. De straatgeluiden kregen iets schels, schaduwen bewogen zonder aanleiding, en nu Eliza voor het eerst van haar leven alleen in het kamertje was, viel ze aan nachtmerries ten prooi, nachtmerries die veel erger waren dan alles wat ze in haar verhalen had verzonnen.
Overdag was het alsof de wereld als een kledingstuk aan de waslijn binnenstebuiten was gekeerd. Alles had nog wel dezelfde vorm, maat en kleur, maar toch was niets zoals het hoorde te zijn. En hoewel Eliza’s lichaam haar taken net zoals daarvoor vervulde, zwierf haar geest door het landschap van haar ergste angsten. Telkens weer opnieuw zag ze Sammy met zijn ledematen in een akelige hoek op de bodem van de kuil van St. Bride liggen, waar ze hem tussen de naamloze lijken van andere mensen hadden geworpen. Gevangen onder de aarde gingen zijn ogen open en zijn mond probeerde te schreeuwen dat ze zich vergist hadden, dat hij helemaal niet dood was.
Mevrouw Swindell had namelijk haar zin gekregen en Sammy een armenbegrafenis gegeven. Eliza had de broche uit zijn bergplaats gehaald en was er helemaal mee naar het huis van John Picknick gelopen, maar uiteindelijk kon ze zich er niet toe brengen het sieraad te verkopen. Ze had langer dan een half uur besluiteloos voor zijn huis gestaan. Ze wist dat de broche voldoende geld zou opbrengen om Sammy een fatsoenlijke begrafenis te geven. Ze besefte ook dat meneer en mevrouw Swindell dan zouden willen weten waar ze het geld vandaan had gehaald en haar genadeloos zouden straffen omdat ze zo’n meevallertje geheim had gehouden.
Maar haar beslissing was niet ingegeven door haar angst voor de Swindells, en evenmin door de sentimentaliteit die haar moeder van verkoop had weerhouden. Het was zelfs niet door mama’s stem gekomen, die luid in haar geheugen weerklonk en haar liet beloven de broche alleen te verkopen als ze door de spookachtige man werden bedreigd.
Het kwam door haar eigen angst dat de toekomst nog ergere dingen in petto had dan het verleden had laten zien. Dat er een periode in de mist van de toekomst verscholen lag waarin de verkoop van de broche haar enige redding zou zijn.
Zonder een voet in het huis van meneer Picknick te zetten, maakte ze rechtsomkeert en haastte ze zich terug naar de pandjeswinkel. Door het schuldgevoel brandde de broche bijna een gat in haar zak. Ze hield zichzelf voor dat Sammy het wel zou begrijpen, dat hij net zo goed als zij op de hoogte was van de kosten van het leven in die bocht van de rivier.
Vervolgens vouwde ze haar herinnering aan hem zo voorzichtig mogelijk op en verpakte die in lagen emotie zoals vreugde, liefde en toewijding, waaraan ze geen behoefte meer had, en stopte het hele pakket diep vanbinnen weg. Op de een of andere manier voelde het juist dat ze zulke herinneringen en emoties niet meer had. Want door de dood van Sammy was Eliza maar een half mens geworden. Haar ziel was koud, donker en eindeloos, als een kamer beroofd van kaarslicht.
Wanneer was het idee voor het eerst bij haar opgekomen? Terugblikkend kon Eliza er nooit de vinger op leggen. Het was een van die beslissingen die niet door een naspeurbaar proces van kleinere gedachten gevormd leek; ze had het gevoel alsof het idee er altijd was geweest.
Er was niets bijzonders aan de bewuste dag. Eliza werd zoals elke ochtend gewoon wakker. Ze opende haar ogen in het halfduister van het kleine vertrekje en bleef stil liggen om na een hectische nacht weer in haar lichaam terug te komen, om zich te herinneren wie ze was en waar ze zich bevond. Ze draaide haar hoofd naar links en staarde naar Sammy’s lege plek. Opnieuw voelde ze dat doffe gewicht op haar maag.
Ze sloeg haar kant van de deken terug, ging rechtop zitten en zette haar voeten op de vloer. Haar lange vlecht viel over een schouder. Het was koud; de herfst had plaatsgemaakt voor de winter en de ochtend was even donker als de nacht. Eliza streek een lucifer af en hield hem bij het lontje van de kaars. Daarna keek ze omhoog naar de plek waar haar hemdjurkje aan de binnenkant van de deur hing.