Dat was het Londen van Eliza Makepeace, de stad waarover Cassandra in Nells schrift had gelezen, de stad van met mist gevulde straten en paarden die opeens opdoemden, van opgloeiende lantaarns die opeens uit de nevel verschenen en er weer in verdwenen.
Toen ze naar de smalle steegjes met kasseien aan de achterkant van de huizen keek, kon ze zich hen zo voor de geest halen: spookachtige ruiters die hun angstige rijdieren door het voetgangersdomein dreven. Hoog op de rijtuigen zaten lantaarndragers met lampen die een oranje schijnsel om zich heen wierpen. Straatventers en hoeren, politieagenten en dieven…
Cassandra wreef geeuwend in haar ogen die opeens zwaar voelden van de slaap.
Al had ze het niet koud, ze klom toch rillend van de vensterbank en kroop weer onder de dekens. Ze deed haar ogen dicht in zakte in een slaap vol dromen.
16
Londen, Engeland, 1900
De mist was dik en geel, de kleur van koolraap en maïssoep. Hij was ’s nachts aan komen zetten, was over de oppervlakte van de rivier stroomafwaarts gerold en had zich dik door de straten verspreid en tot vlak onder de drempels om de huizen gewikkeld. Eliza keek ernaar door de opening in de stenen. Onder die zwijgzame mantel veranderden huizen, gaslantaarns en muren in monsterlijke schaduwen die heen en weer zwaaiden wanneer de zwavelkleurige wolken zich eromheen bewogen.
Mevrouw Swindell had een stapel wasgoed voor haar achtergelaten, maar volgens Eliza had het geen zin om iets te wassen als de mist zo dicht was; alles wat wit was, zou aan het eind van de dag weer grauw zijn. Ze kon de kleren net zo goed ongewassen buiten hangen en dat had ze dan ook gedaan. Het zou Eliza een stuk zeep besparen, om maar niet te spreken van een heleboel tijd. Ze had namelijk iets veel beters te doen in die dikke mist. Nu kon ze zich veel beter verstoppen en rondsluipen.
De Ripper was een van haar lievelingsspelletjes. In het begin speelde ze het alleen, maar in de loop der tijd had ze Sammy de regels geleerd en nu speelden ze om beurten de rol van mama en de Ripper. Eliza wist nooit aan welke rol ze de voorkeur gaf. Soms dacht ze die van de Ripper vanwege diens ongebreidelde macht. Ze werd rood van schuldig genot wanneer ze Sammy van achteren besloop en een giecheltje moest onderdrukken wanneer ze zich opmaakte om hem te bespringen.
Maar het was ook verleidelijk om mama te spelen, om haastig en behoedzaam door te lopen, niet om te kijken, het niet op een lopen te zetten, om de voetstappen achter haar voor te blijven als haar hart luid genoeg bonkte om ze te overstemmen en ze niets meer kon horen aankomen. Die angst was verrukkelijk, hij gaf haar de kriebels.
Hoewel de Swindells weg waren, op zoek naar buitenkansjes (de mist was een geschenk voor diegenen onder de bewoners van de rivieroever die de kost met dubieuze middelen bijeenscharrelden), ging Eliza toch stilletjes de trap af en meed ze de krakende vierde trede. Sarah, het meisje dat op Swindells dochter Hatty paste, was het type dat bij haar baas en bazin in het gevlij probeerde te komen door Eliza’s tekortkomingen te verklikken.
Beneden aan de trap bleef Eliza staan om de donkere silhouetten in de winkel af te speuren. De vingers van de mist hadden hun weg tussen de bakstenen door gevonden, een dikke sluier over de tentoongestelde waar gelegd en hing geel om de flakkerende gaslamp. Sammy zat op een kruk in de hoek achterin flessen schoon te maken. Hij was in gedachten verzonken. Eliza herkende het masker van een dagdroom op zijn gezicht.
Ze keek om zich heen om te zien of Sarah niet ergens op de loer lag en sloop op hem af.
‘Sammy!’ fluisterde ze toen ze dichter bij hem kwam.
Geen reactie, hij had haar niet gehoord.
‘Sammy!’
Zijn knie stopte met wippen en hij boog zich zover opzij dat zijn hoofd om de toonbank verscheen. Zijn steile haar viel recht naar beneden.
‘Het mist buiten.’
Zijn blanco gezicht weerspiegelde de vanzelfsprekendheid van die mededeling.
‘Zo dik als modder, het licht van de straatlantaarns kun je bijna niet meer zien. Perfect voor de Ripper.’
Sammy spitste de oren. Hij bleef even stil zitten nadenken en daarna schudde hij zijn hoofd. Hij wees naar de stoel van meneer Swindell met de afdruk van zijn rug in het gevlekte kussen, de stoel waarin hij elke avond zat.
‘Hij zal niet eens weten dat we weg zijn geweest. Het duurt nog een eeuwigheid voordat ze terug zijn.’
Hij schudde weer zijn hoofd, maar nu minder heftig.
‘Ze zijn de hele middag druk bezig, want ze zullen geen van beiden een kans laten glippen om wat extra geld te verdienen.’ Eliza zag wel dat ze hem zover zou krijgen. Hij was tenslotte een deel van haar en ze had zijn gedachten altijd kunnen raden. ‘Kom mee, we blijven niet lang weg. We gaan niet verder dan de rivier en dan komen we weer terug.’ Ze was er bijna. ‘Jij mag kiezen wie je wilt spelen.’