Er is weinig bekend over Eliza’s jonge jaren in Londen, behalve het huis waar ze was geboren en waar ze haar eerste jaren doorbracht. Maar men kan stellen dat haar leven werd beheerst door de armoe en de strijd om het bestaan. Naar alle waarschijnlijkheid lag de tuberculose die Georgiana uiteindelijk zou vellen al halverwege de jaren negentig van de negentiende eeuw op de loer. Als haar toestand zich op de gebruikelijke manier ontwikkelde, zouden kortademigheid en algehele malaise haar het werken tegen het eind van dat decennium onmogelijk hebben gemaakt. De administratie van H.J. Blackwater onderschrijft het verloop van de aftakeling.
Er zijn geen aanwijzingen dat Georgiana voor haar ziekte medische hulp heeft gezocht, maar angst voor medische ingrepen was in die tijd heel algemeen. In de jaren tachtig van die eeuw waren artsen verplicht gevallen van tbc aan de autoriteiten te melden. Arme stedelingen waren bang om naar een sanatorium (dat vaak meer van een gevangenis weg had) te worden gestuurd, dus die gingen niet snel naar de dokter. De ziekte van haar moeder moet een grote indruk op Eliza hebben gemaakt, zowel in praktisch als creatief opzicht. Het staat vrijwel vast dat ze financieel moet hebben bijgedragen aan het huishouden. Meisjes in het victoriaanse Londen werkten in allerlei ondergeschikte functies – als dienstmeisje, straatventer, sinaasappelverkoopster – en Eliza’s beschrijving van wringers en tobben heet water in enkele van haar sprookjes doet vermoeden dat ze de taak van wasvrouw uit eigen ervaring kende. De vampierachtige wezens in ‘De Elfenjacht’ weerspiegelen misschien ook het bijgeloof van het begin van de negentiende eeuw dat teringlijders het slachtoffer van een vampier waren: ze waren gevoelig voor licht, de ogen waren rood en gezwollen, de huid was heel bleek en het karakteristieke bloed opgeven waren allemaal symptomen die dat bijgeloof voedsel gaven.
Of Georgiana na Jonathans dood of toen haar eigen gezondheid aftakelde een poging deed om contact met haar familie op te nemen, is niet bekend, maar naar de mening van deze schrijver is dat onwaarschijnlijk. Een brief van Linus Mountrachet aan een vennoot, gedateerd december 1900, wekt de indruk dat hij maar onlangs van het bestaan van Eliza, zijn Londense nichtje, had vernomen en dat hij geschrokken was van de gedachte dat ze tien jaar in zulke erbarmelijke omstandigheden had geleefd. Misschien was Georgiana bang dat de familie Mountrachet niet bereid was haar oorspronkelijke desertie te vergeven. Als je op haar broers brief kunt afgaan, was die vrees ongegrond. Linus Mountrachet schreef:
Om na al die lange jaren van speurtochten in het buitenland, ter zee en te land te bedenken dat mijn geliefde zuster al die tijd zo dichtbij was geweest en dat ze bereid was zulke ontberingen te ondergaan! Je zult zien dat ik de waarheid sprak toen ik je haar karakter beschreef. Hoe weinig het haar kon schelen dat we van haar hielden en alleen maar naar haar veilige thuiskomst verlangden…
Hoewel Georgiana zo’n thuiskomst nooit beleefde, was Eliza voorbestemd om terug te keren in de boezem van de familie van haar moeders kant. Georgiana Mountrachet overleed aan het eind van de negentiende eeuw op dertigjarige leeftijd, toen Eliza twaalf was. Op de overlijdensakte staat tuberculose als doodsoorzaak. Na het overlijden van haar moeder werd Eliza naar de familie van haar moeder in het kustgebied van Cornwall gestuurd. Het is niet duidelijk hoe die hereniging tot stand is gekomen, maar je kunt veilig aannemen dat de verandering van omgeving voor de jonge Eliza buitengewoon fortuinlijk was, hoe tragisch de omstandigheden ook waren. De verhuizing naar Blackhurst Manor met zijn grote landgoed en tuinen moet een welkome opluchting zijn geweest, en een veilige haven na de gevaren van het Londense straatleven dat Eliza had moeten leiden. Sterker nog, in haar sprookjes werd de zee het thema van vernieuwing en mogelijke verlossing.
Het is bekend dat Eliza tot haar vierentwintigste bij de familie van haar moeders broer heeft gewoond, hoewel haar verblijfplaats daarna een mysterie werd. Over haar leven na 1913 zijn diverse theorieën geopperd, hoewel die stuk voor stuk nog moeten worden onderbouwd. Sommige geschiedkundigen denken dat ze hoogstwaarschijnlijk het slachtoffer van de roodvonkepidemie is geworden die in 1913 de kuststreek van Cornwall in haar greep had; anderen, verbijsterd over de mysterieuze publicatie in 1936 van haar laatste sprookje‘De Vlucht van de Koekoek’in het tijdschrift Literary Lives, stellen dat ze haar hele leven heeft gereisd op zoek naar het avontuurlijke bestaan dat zo’n prominente rol in haar sprookjes speelt. Die verleidelijke hypothese moet nog serieuze academische aandacht krijgen, en het leven van Eliza Makepeace, alsook de datum van haar dood, blijft een van de geheimen van de literatuur.
Er bestaat een houtskooltekening van Eliza Makepeace, getekend door de bekende edwardiaanse portretschilder Nathaniel Walker. De tekening, getiteld De Schrijfster, werd na zijn dood tussen zijn onvoltooide werk gevonden en hangt momenteel in de Walker-collectie in de Tate Gallery in Londen. Hoewel Eliza Makepeace slechts één complete verzameling sprookjes op haar naam heeft, is haar tekst rijk aan overdrachtelijke en sociologische structuur en rechtvaardigt wetenschappelijke belangstelling. Hoewel haar vroegere verhalen zoals‘Het Wisselkind’sterk onder invloed staan van de Europese sprookjestraditie, doet later werk zoals ‘De ogen van het oude vrouwtje’een meer oorspronkelijke en men zou bijna zeggen autobiografische benadering vermoeden. Maar Eliza Makepeace is zoals zo veel schrijfsters uit het eerste decennium van de twintigste eeuw ten prooi gevallen aan de culturele verschuiving die plaatsvond na de wereldschokkende gebeurtenissen van het begin van die eeuw (de Eerste Wereldoorlog en de strijd voor het vrouwenkiesrecht, om er maar een paar te noemen) en in vergetelheid geraakt. Gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn veel van haar verhalen verloren gegaan voor wetenschappelijk onderzoek, toen de British Library werd beroofd van hele jaargangen van zijn meer obscure periodieken. Als gevolg daarvan genieten Eliza Makepeace en haar sprookjes tegenwoordig maar weinig bekendheid. Haar werk en de vrouw zelf lijken in het zwarte gat van de tijd gevallen, verloren zoals zo veel geesten van de voorlaatste eeuw.