‘Natuurlijk.’ Nell wierp weer een blik op haar aantekeningen. ‘Hoewel ik eigenlijk niet op zoek ben naar een boek.’
Snelgrove knipperde opnieuw, en nu traag, als een parodie op geduld.
Nell besefte dat hij haar al beu was. Dat overviel haar, ze was veel meer gewend om iets beu te zijn dan het slachtoffer ervan te zijn. Ze stamelde geërgerd: ‘D-Dat wil zeggen…’ ze wachtte even om te herstellen, ‘ik heb het boek in kwestie al.’
Snelgrove snoof en zijn grote neusvleugels sloten zich even. ‘Als u al in het bezit bent van het bewuste boek, mag ik dan concluderen,’ zei hij bot, ‘dat u geen behoefte hebt aan mijn nederige diensten, mevrouw?’ Hij knikte. ‘Goedendag.’
En met die woorden schuifelde hij weg en richtte hij zijn aandacht weer op de hoge boekenkast bij de trap.
Ze was weggestuurd. Nell deed haar mond open, en weer dicht. Ze maakte aanstalten om weg te gaan maar bedacht zich.
Nee. Ze had een lange reis achter de rug om een mysterie te ontrafelen, haar mysterie, en deze man was haar beste kans om licht op Eliza Makepeace te werpen, en op de reden waarom ze Nell in 1913 misschien naar Australië had begeleid.
Nell rechtte de rug en liep naar Snelgrove. Ze schraapte veelbetekenend haar keel en wachtte.
Hij keek haar niet aan en ging gewoon door met boeken op de plank zetten. ‘U bent er nog.’ Het was een verklaring.
‘Ja,’ zei Nell ferm. ‘Ik heb een lange reis gemaakt om u iets te laten zien en ik ben niet van plan weg te gaan voordat ik dat heb gedaan.’
‘Mevrouw,’ zuchtte hij, ‘ik vrees dat u uw tijd hebt verdaan, net zoals u nu mijn tijd verdoet. Ik verkoop geen boeken op commissie.’
De boosheid kriebelde in Nells keel. ‘En ik wil mijn boek ook niet verkopen. Ik vraag u alleen er een blik op te werpen, zodat ik uw deskundige mening kan horen.’ Haar gezicht was warm, een onbekend gevoel. Ze bloosde nooit, ze had zich altijd tegen dat soort ongewenste uitingen van emotie kunnen weren.
Snelgrove draaide zich naar haar toe en nam haar met een koele, vermoeide blik taxerend op. Er trilde een vaag spoortje emotie (welke wist ze niet) op zijn lip. Zonder een woord te zeggen maakte hij een lichte hoofdbeweging naar een kantoortje achter de toonbank.
Nell haastte zich naar binnen. Zijn ja was het soort minimale vriendelijkheid dat gaten in je vastberadenheid prikte. Er dreigde een scheur van opluchting in haar masker te komen en ze spitte in haar tas naar een oude zakdoek zodat ze de verrader in de kiem kon smoren. Wat bezielde haar in hemelsnaam? Ze was geen emotionele persoonlijkheid, ze wist zich altijd te beheersen. Althans tot voor kort, tot Doug haar het koffertje had gebracht en zij het sprookjesboek erin had aangetroffen en de foto op het omslag had gezien. Ze was begonnen zich dingen en mensen te herinneren, zoals de Schrijfster, fragmenten van haar verleden, korte glimpen door kleine gaatjes in het weefsel van haar geheugen.
Snelgrove deed de glazen deur achter zich dicht en schuifelde over een Perzisch tapijt, grijs door een laag stof van jaren. Hij laveerde tussen bonte stapels boeken door die als een doolhof op de grond lagen, en daarna nam hij plaats op een leren stoel achter het bureau. Hij frommelde een sigaret uit een gekreukt pakje en stak op. Hij bood Nell er geen aan. Die zou ze ook niet hebben geaccepteerd.
‘Nou…’ Het woord dreef door een wolk rook. ‘Voor de dag ermee. Laat dat boek van u eens zien.’
Nell had het voor haar vertrek uit Brisbane in een theedoek verpakt. Dat was wel zo verstandig – het was een oud en kostbaar boek, het moest beschermd worden – maar hier in het halfdonker van Snelgroves schatkamer geneerde ze zich voor de huiselijkheid van die verpakking. Haar gêne stelde haar vervolgens teleur.
Ze maakte het touwtje los en verwijderde de rood-wit geblokte lap. Ze moest de neiging weerstaan om de theedoek diep in haar tas weg te stoppen. Daarna legde ze het boek in Snelgroves wachtende hand.
Er viel een stilte die alleen werd verstoord door het tikken van een verborgen klok. Gespannen wachtte Nell terwijl hij de bladzijden omsloeg.
Hij zei nog steeds niets.
Misschien had hij behoefte aan nadere uitleg. ‘Ik hoopte eigenlijk…’
‘Stil.’ Aan de andere kant van het bureau werd een bleke hand opgetild. De sigaret tussen zijn vingers dreigde zijn askegel te verliezen.
Nells woorden bleven in haar keel steken. Hij was ongetwijfeld de meest onbeleefde man met wie ze ooit te maken had gehad, en gezien de persoonlijkheden van een aantal van de verkopers van tweedehands spullen met wie ze beroepshalve te maken had, zei dat veel. Niettemin was hij haar beste kans om de gewenste informatie te krijgen. Ze had geen andere keus dan gedwee te blijven kijken en wachten, terwijl de witte sigaret transformeerde tot een onwaarschijnlijk lange askegel.