Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(32)

By:Kate Morton


‘Het is prachtig en op de een of andere manier ook treurig.’

Ben boog zich over het boek. ‘Treurig?’

‘Vol melancholie en verlangen. Beter kan ik het niet uitleggen, iets in het gezicht van de vos, iets wat er niet is.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik kan het niet uitleggen.’

Ben kneep even in haar arm, mompelde dat hij haar met de lunch wel een broodje zou brengen, en weg was hij. Hij schuifelde naar zijn winkeltje, of liever gezegd naar een klant die stond te goochelen met een Waterford-kan en een schaal van Spode.

Cassandra bleef naar de tekening kijken en vroeg zich af waarom ze zo zeker was over het verdriet van de vos. Dat had natuurlijk te maken met de hand van de tekenaar, de kunst om door de juiste plaatsing van dunne zwarte streepjes zo’n duidelijk complex van emotie op te roepen…

Ze klemde haar lippen opeen. De tekening herinnerde haar aan de dag waarop ze het sprookjesboek had gevonden, toen ze de tijd moest doden onder Nells huis, toen haar moeder zich boven opmaakte haar te verlaten. Terugkijkend besefte Cassandra dat ze haar liefde voor de kunst kon herleiden tot dat boek. Ze had het opengeslagen en was in de schitterende, angstaanjagende en magische illustraties gevallen. Ze had zich afgevraagd hoe het moest voelen om de rigide grenzen van woorden te ontstijgen, en in plaats daarvan in zo’n vloeiende taal te spreken.

En toen ze ouder werd, had ze die ook een poosje gekend: de magische aantrekkingkracht van de tekenpen, de gelukzalige sensatie van tijd die zijn betekenis verloor terwijl ze tekende. Haar liefde voor de kunst had haar in Melbourne laten studeren, met Nicholas laten trouwen en geleid tot alles wat daarna volgde. Het was vreemd om te bedenken dat het leven heel anders had kunnen lopen als ze dat koffertje nooit had gezien, als ze niet die curieuze, sterke behoefte had gehad het open te maken om erin te kijken en zich over de verhalen met die prachtige plaatjes te buigen…

Cassandra schrok. Waarom had ze daar niet eerder aan gedacht? Opeens wist ze precies wat haar te doen stond, waar ze moest kijken. De enige plek waar ze misschien de nodige aanwijzingen van Nells mysterieuze afkomst kon vinden.

Zonder zich te bedenken, pakte ze haar tas en haastte ze zich het antiekcentrum uit. Ze vergat zelfs Ben te vertellen dat ze wegging.



Cassandra hield er wel rekening mee dat Nell het koffertje misschien had weggedaan, maar zette de gedachte met enige zekerheid van zich af. In de eerste plaats was haar grootmoeder antiquair geweest, een verzamelaar, een menselijke hamster. Iets ouds en zeldzaams wegdoen zou helemaal niets voor haar zijn geweest.

Belangrijker nog: als het waar was wat de tantes zeiden, was het koffertje meer dan een historisch aandenken: het was een anker, het was het enige wat Nell met haar verleden verbond. Cassandra begreep het belang van ankers; ze wist maar al te goed wat er gebeurde met een persoon wanneer de tros die hem met zijn leven verbond, werd losgegooid. Ze was haar eigen anker twee keer kwijtgeraakt. De eerste keer was op haar tiende toen Lesley haar in de steek liet. De tweede keer was ze al een jonge vrouw – was het echt alweer tien jaar geleden? – toen het leven zoals ze dat kende in een fractie van een seconde veranderde en ze weer op drift was geraakt op een zee zonder horizon.

Toen Cassandra later op de gebeurtenissen terugkeek, besefte ze dat het koffertje haar had gevonden, net als de eerste keer. Dat het op haar had liggen wachten en dat het van zijn aanwezigheid blijk had gegeven, of ze er nu naar had gezocht of niet.

Toen ze een hele avond Nells bomvolle logeerkamers ondersteboven had gehaald, en ondanks haar beste voornemens nu eens werd afgeleid door het ene, dan weer door het andere aandenken, was ze ongelooflijk moe geworden. Niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Het weekeinde had zijn tol gevergd. Die uitputting die ze uit sprookjes kende, dat magische verlangen om je over te geven aan de slaap, overspoelde haar snel en heftig.

In plaats van naar haar eigen kamer op de benedenetage te gaan, krulde ze zich aangekleed op onder Nells sprei en liet ze haar hoofd in het donzen kussen zakken. De geur was adembenemend vertrouwd – lavendeltalkpoeder, zilverpoets en Palmolive-waspoeder – en ze had het gevoel dat ze haar hoofd tegen Nells borst legde.

Ze sliep als een roos, donker en droomloos. En toen ze de volgende morgen wakker werd, had ze het gevoel dat ze veel langer dan één nacht had geslapen.

Het zonlicht stroomde als de lichtbundel van een vuurtoren door een kier in de gordijnen naar binnen en ze lag een poosje naar de dansende stofdeeltjes te kijken. Ze had haar hand kunnen uitsteken om ze op haar vingertoppen te vangen, maar dat deed ze niet. Ze liet haar blik langs de bundel gaan en draaide haar hoofd naar de plek waarop het licht viel. Het was een plek hoog op de kast, waarvan de deurtjes ’s nachts opengegaan waren. En daar op de bovenste plank lag onder een stapel plastic zakken met kleren voor het Leger des Heils, een oud wit koffertje.