‘Ach, daar zorgt het centrumpersoneel wel voor, en ik ben er ook nog.’ Hij wees naar de volle schappen. ‘Je hebt voldoende voorraad voor de volgende tien jaar.’ Zijn stem werd wat vriendelijker. ‘Waarom niet, Cass? Het kan geen kwaad er even tussenuit te zijn. Ruby woont in een pijpenla in South Kensington, en ze werkt bij het Victoria and Albert Museum. Zij kan je wel wegwijs maken en voor je zorgen.’
Voor haar zorgen: mensen boden altijd aan voor Cassandra te zorgen. Ooit – het leek wel in een vorig leven – was ze een volwassene met haar eigen verantwoordelijkheden geweest en had ze voor anderen gezorgd.
‘En wat heb je te verliezen?’
Niets, ze had niets te verliezen, ze had niemand te verliezen. Cassandra was het onderwerp opeens beu. Ze toverde een flauw, toegeeflijk glimlachje tevoorschijn en voegde er voor de zekerheid ‘Ik zal erover nadenken’ aan toe.
‘Goed zo.’ Hij gaf haar een schouderklopje en maakte aanstalten om weg te gaan. ‘O, dat was ik bijna vergeten. Ik heb nog een interessant brokje informatie opgediept. Het werpt geen licht op Nell en haar huis, maar het is toch een grappige toevalligheid, met jouw kunstzinnige achtergrond en al die tekeningen die je vroeger maakte.’
Het benam haar even de adem om die jaren van je leven en je liefste bezigheid zo tussen neus en lippen door beschreven te horen als definitief tot het verleden behorend. Cassandra slaagde erin haar flauwe glimlach te bewaren.
‘Het landgoed waarop Nells huisje staat, was vroeger van de familie Mountrachet.’
De naam zei Cassandra niets en ze schudde haar hoofd.
‘Die hoorden tot de adelstand en volgens mij waren ze heel machtig tijdens de burgeroorlogen in de middeleeuwen, al waren ze aan het eind van de negentiende eeuw tot landadel gereduceerd.’ Hij trok een wenkbrauw op. ‘De dochter, Rose, was getrouwd met een zekere Nathaniel Walker.’
Cassandra fronste. ‘Een kunstenaar… Een Amerikaan?’
‘Precies, die. Doet voornamelijk portretten, je kent ze wel. Lady zus-en-zo met haar zes lievelingscorgi’s. Volgens Ruby heeft hij er vlak voor zijn dood in 1910 zelfs een van koning Edward gemaakt. Ik zou zeggen het toppunt van zijn carrière, al was Ruby niet zo onder de indruk. Volgens haar waren zijn portretten niet zijn beste werk, ze vond ze een beetje levenloos.’
‘Het is een poos geleden dat ik…’
‘Ze vonden zijn tekeningen mooier. Maar zo is Ruby nu eenmaal, die heeft er altijd een tegendraadse opinie op na gehouden.’
‘Tekeningen?’
‘Illustraties, plaatjes voor tijdschriften, in zwart-wit.’
Cassandra’s adem stokte even. ‘De Maze and Fox-tekeningen.’
Ben haalde hoofdschuddend zijn schouders op.
‘O, Ben, die waren fantastisch, ze zíjn fantastisch, ongelooflijk gedetailleerd!’ Het was heel lang geleden dat ze aan kunstgeschiedenis had gedacht; het machtige gevoel van kennis die ze zich had eigen gemaakt verraste haar. Merkwaardig hoe iets wat ooit zo’n centrale plaats had ingenomen – een jarenlange studie en een gekoesterde carrière – zo volledig van het toneel van het dagelijks leven was verdwenen.
Dokter Harvey, die ze heel lang geleden op Wickham Terrace had bezocht, op die hete namiddagen, wanneer de ondergaande zon door zijn raam brandde en de geur van stof en verdriet en het trauma van vreemden haar dreigden te verstikken, zou tevreden zijn geweest.
‘Nathaniel Walker is even aan de orde gekomen tijdens een college over Aubrey Beardsley en zijn tijdgenoten,’ zei ze. ‘Ik weet nog dat hij controversieel was, maar niet meer waarom.’
‘Dat zei Ruby ook al; je zult het goed met haar kunnen vinden. Toen ik zijn naam noemde, was ze erg opgewonden. Ze zei dat er een paar tekeningen van hem op haar nieuwe tentoonstelling in het museum hangen. Kennelijk zijn ze heel zeldzaam.’
‘Hij heeft er niet veel gemaakt,’ herinnerde Cassandra zich weer. ‘Ik denk dat hij het te druk had met zijn portretten. Die tekeningen waren meer een liefhebberij. Hoe dan ook, het handjevol dat hij heeft gemaakt wordt hoog aangeslagen.’ Ze schrok op. ‘Volgens mij hebben wij een tekening van hem,’ zei ze. ‘In een van Nells boeken.’ Ze ging op een omgekeerd melkkrat staan, liet haar wijsvinger langs de bovenste rij boeken gaan en stopte bij een wijnrode rug met een verschoten gouden opdruk.
Staand op het krat sloeg ze het open en bladerde voorzichtig door de kleurenillustraties voorin. ‘Hier hebben we hem.’ Ze stapte omlaag zonder haar oog van de bladzijde te halen. ‘The Fox’s Lament.’
Ben kwam naast haar staan en draaide zijn bril van het licht weg. ‘Complex, hè? Niet mijn smaak, maar dat heb je met kunst. Ik zie wel wat je erin bewondert.’