Godzijdank kon ze zich de vlucht veroorloven. Eigenlijk dankzij haar vader, want die had er meer mee te maken dan God. In het witte koffertje, bij het sprookjesboek, de haarborstel en het jurkje, had Nell een brief van Haim gevonden, samen met een foto en een cheque. Het was geen fortuin – want hij was niet rijk geweest – maar voldoende om verschil te maken. In zijn brief schreef hij dat hij haar een extraatje wilde geven, maar niet wilde dat de andere meisjes ervan wisten. Hij had hen in hun leven al financieel bijgestaan, maar Nell had zulke hulp altijd afgeslagen.
Daarna maakte hij zijn excuses en schreef hij dat ze het hem hopelijk ooit kon vergeven, ook al had hij het zichzelf nooit vergeven. Het zou haar misschien goed doen om te weten dat hij nooit over zijn schuldgevoel heen was gekomen, en dat het hem had verlamd. Hij had de rest van zijn leven gewenst dat hij het haar nooit had verteld, en als hij moediger was geweest, had hij gewenst dat hij haar niet had gehouden. Maar zoiets verlangen zou betekenen dat hij Nell uit zijn leven wenste, en hij hield liever zijn schuldgevoel dan dat hij haar moest opgeven.
De foto had ze wel eens eerder gezien, maar dat was lang geleden. Het was een zwart-witfoto, of liever gezegd een sepiafoto, tientallen jaren geleden gemaakt, nog voor de Eerste Wereldoorlog. Hamish, Lil en Nell, voor de komst van de zussen, die het gezin zouden uitbreiden met gelach, luide stemmen en meisjesgegil. Het leek wel zo’n studiofoto waarin de ingelijste personen een beetje verschrikt kijken. Alsof ze uit het echte leven geplukt, verkleind en in een poppenhuis vol onbekende dingen gezet zijn. Toen Nell ernaar keek, had ze het stellige gevoel dat ze nog wist wanneer die was gemaakt. Ze kon zich niet veel van haar kinderjaren herinneren, maar ze herinnerde zich wel degelijk de instinctieve afkeer die ze voor die studio en de chemische lucht van ontwikkelaar en dergelijke had gevoeld. Daarna had ze de foto opzijgelegd en haar vaders brief opgepakt.
Hoe vaak ze hem ook las, ze bleef zich verbazen over zijn woordkeus: zijn schuldgevoel. Waarschijnlijk bedoelde hij dat hij zich schuldig voelde omdat hij met zijn bekentenis haar leven overhoop had gegooid, maar toch zat dat woord haar niet lekker. ‘Spijt’ misschien, of ‘berouw’, maar ‘schuldig’? Dat leek zo’n rare keus. Want hoezeer Nell ook wenste dat het niet was gebeurd, hoe onmogelijk ze het ook had gevonden om een leven voort te zetten waarvan ze wist dat het nep was, ze had haar ouders nooit ergens schuldig aan gevonden. Tenslotte hadden zij alleen maar gedaan wat ze het beste vonden en wat ook het beste wás. Ze hadden haar een thuis en liefde gegeven toen ze beide moest ontberen. Het was verontrustend dat haar vader schuldgevoel had gehad, dat hij zich had verbeeld dat zíj hem misschien schuldig vond. En nu was het te laat om hem te vragen wat hij precies bedoelde.
9
Maryborough, Australië, 1914
Nell was vier maanden bij hen toen de brief in het havenkantoor werd bezorgd. Iemand in Londen was op zoek naar een klein meisje van vier met rood haar en blauwe ogen. Ze werd al bijna zeven maanden vermist en de man – volgens de brief Henry Mansell – had reden om aan te nemen dat ze aan boord van een schip terecht was gekomen, misschien een vrachtschip op weg naar Australië. Hij was namens een cliënt, de familie van het kind, naar haar op zoek.
Hamish stond bij zijn bureau, zijn knieën knikten en zijn spieren leken wel van was. Het moment dat hij had gevreesd – en toch ook wel verwacht? – was gekomen. Want ondanks wat Lil graag wilde geloven, raakten kinderen niet vermist zonder dat er iemand alarm zou slaan, en zeker geen kinderen zoals Nell. Hij ging zitten, concentreerde zich op zijn ademhaling en keek vlug naar buiten. Hij voelde zich opeens te kijk staan, alsof hij werd gadegeslagen door een onzichtbare vijand.
Hij ging met een hand over zijn gezicht en liet hem in zijn hals rusten. Wat moest hij in hemelsnaam doen? Het was maar een kwestie van tijd voordat zijn collega’s zouden komen en de brief zouden zien. En al was hij de enige die Nell in haar eentje op de kade had zien wachten, dat zou hen niet lang buiten schot houden. Het nieuws zou zich zoals altijd als een lopend vuurtje verspreiden, iemand zou een en een bij elkaar optellen en beseffen dat het kleine meisje dat bij Hamish en Lil in Queen Street logeerde, dat kind met dat rare accent, erg veel weg had van dat vermiste Engelse meisje.
Nee, hij mocht niet riskeren dat iemand de inhoud onder ogen kreeg. Hamish bekeek zichzelf. Zijn handen beefden een beetje. Hij vouwde de brief keurig in tweeën, daarna nog een keer en hij stak hem in zijn zak. Dat was voorlopig voldoende.
Hij ging zitten. Zo, hij voelde zich al iets beter. Hij had gewoon tijd en ruimte nodig om na te denken, om te bekijken hoe hij Lil ervan moest overtuigen dat de tijd was gekomen om haar terug te geven. De verhuisplannen voor Brisbane waren gevorderd. Lil had de huisbaas al gewaarschuwd dat ze weggingen, ze was begonnen met inpakken en ze hadden het verhaal rondverteld dat er in Brisbane kansen voor Haim lagen die ze niet mochten laten liggen.