Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(225)

By:Kate Morton


Hij trok zijn wenkbrauwen op.

De blos sloeg toe. ‘Ik bedoel hier in de tuin.’

‘Ik weet wat je bedoelt.’ Hij bleef haar aankijken en daarna zakte zijn blik even naar haar lippen. Terwijl Cassandra’s hart in haar keel klopte, liet hij zijn schep vallen en stak hij zijn hand uit om haar kin in zijn palm te nemen. Hij boog zich naar haar toe en ze deed haar ogen dicht. Aan haar lippen ontsnapte een zucht, zwaar van de vermoeidheid van jaren.

En toen kuste hij haar en ze werd getroffen door zijn nabijheid, zijn stevigheid en zijn geur. Hij rook naar de aarde en de tuin en de zon.

Toen Cassandra haar ogen opendeed, besefte ze dat ze huilde, maar ze was niet verdrietig. Het waren tranen van gevonden-zijn, van thuiskomen na een lange reis. Ze omklemde de broche in haar hand. Verleden. Toekomst. Familie. Haar eigen verleden was vervuld van herinneringen, prachtige, kostbare en verdrietige herinneringen, genoeg voor een leven. Tien jaar had ze daartussen gedwaald, met ze geslapen, met ze gewandeld. Maar er was iets veranderd; zij was veranderd. Ze was naar Cornwall gekomen om Nells verleden en haar familie te ontdekken, en op de een of andere manier had ze haar eigen toekomst gevonden. Hier, in deze prachtige tuin die Eliza had gemaakt en Nell had teruggevorderd. Cassandra had zichzelf gevonden.

Christian streek over haar haar en keek naar haar gezicht met een zekerheid waarvan ze moest huiveren ‘Ik heb op jou gewacht,’ zei hij uiteindelijk.

Cassandra pakte zijn hand in de hare. Zij had ook op hem gewacht.





50





Greenslopes Hospital, Brisbane, 2005



Het voelde koud op haar oogleden en ze tintelden alsof er kleine pootjes, zoals die van mieren, over heen en weer liepen.

Een stem die genadig vertrouwd klonk.

‘Ik zal een zuster halen.’

‘Nee.’ Nell stak haar hand uit en tastte nog steeds blind rond naar iets wat ze kon vastpakken. ‘Niet weggaan.’ Haar gezicht was nat en de hergebruikte lucht van de ventilatie voelde koud.

‘Ik ben zo terug, echt waar.’

‘Nee…’

‘Het is al goed, oma. Ik ga hulp halen.’

Oma. Dat was ze, nu wist ze het weer. Ze had in haar leven talrijke namen gedragen, zo veel dat ze er een paar was vergeten, maar pas toen ze haar laatste kreeg, oma, had ze geweten wie ze werkelijk was.

Een tweede kans, een zegen, een verlosser, haar kleindochter.

En nu ging Cassandra hulp halen.

Nells ogen zakten dicht. Ze was weer op het schip. Ze voelde het water onder haar, het dek dat slingerde. Vaten, zonlicht, stofdeeltjes. Gelach, in de verte werd er gelachen.

Het beeld vervaagde. De lichten werden laag gedraaid. Ze dimden, zoals de lichten in het Plazatheater voor het begin van de voorstelling. Publiek dat ging verzitten, fluisterde en wachtte…

Zwart.

Stilte.

En toen was ze weer ergens anders, op een koude, donkere plek. Alleen. Scherpe dingen, takken aan weerskanten. Het gevoel dat de wanden aan weerskanten op haar af kwamen, hoog en donker. Het licht kwam weer terug, niet veel, maar genoeg om haar hoofd op te tillen en de lucht in de verte te zien.

Haar benen bewogen. Ze wandelde met de armen opzij zodat haar handen langs de bladeren en uiteinden van de takken streken.

Een hoek om. Ze sloeg af. Nog meer wanden van dicht lommer. De koppige geur van vochtige aarde.

Opeens wist ze het. Het woord, oud en bekend, kwam tot haar. Doolhof. Ze bevond zich in een doolhof.

Het bewustzijn was direct en compleet: aan het eind bevond zich een glorieuze plek. Een plek waar ze heen moest. Een veilige plek waar ze haar hoofd kon neerleggen.

Ze kwam bij een splitsing.

Sloeg af.

Ze kende de weg. Die herinnerde ze zich weer.

Sneller, ze ging steeds sneller. De behoefte en de zekerheid drukten op haar borst. Ze moest het eind zien te bereiken.

Een licht verderop. Ze was er bijna.

Nog een klein stukje.

Toen kwam er opeens uit de schaduw een gestalte het licht in. De Schrijfster, die haar hand uitstak. Ze had een muzikale stem. ‘Ik heb op je gewacht.’

De Schrijfster deed een stap opzij en Nell zag dat ze het hek had bereikt.

Het eind van de doolhof.

‘Waar ben ik?’

‘Je bent thuis.’

Met een diepe zucht volgde Nell de Schrijfster over de drempel de mooiste tuin in die ze ooit had gezien.