Ze keek onderzoekend in de donkere ogen die op de een of andere manier in haar ziel keken. Hij keek terug en het licht van de lantaarn was plotseling iets warmer tussen hen.
‘En? Wat vind je ervan?’ Hij hield zijn hoofd een beetje schuin en een lichte spanning rimpelde over zijn voorhoofd. ‘Is het niet goed? Anders dan jij het je had voorgesteld?’
Eliza glimlachte een beetje. ‘Het is meer dan ik me had voorgesteld.’
Nathaniel zuchtte een beetje. Hij glimlachte ook. ‘Mooi.’ Hij lachte een beetje. ‘Dat lucht op.’
Ze keken elkaar aan en de lantaarn op tafel flakkerde.
Nathaniel knipperde het eerst met zijn ogen. ‘Waarschijnlijk moesten we…’
‘Ja.’ Eliza stond op. Ze aarzelde, en daarna wenkte ze hem en liep ze naar boven.
De omstandigheden dikten alles aan. Hun stemmen klonken te hard, hun bewegingen waren te abrupt, de lucht was te koel. De daad was niet afschrikwekkend zoals ze had gevreesd en was evenmin gewoon. En er school ook iets onverwachts in waarvan ze genoot, ze kon er niets aan doen. Iets van nabijheid, van intimiteit waarvan ze heel lang verstoken was geweest. Ze voelde zich een deel van een paar.
Dat was ze natuurlijk niet en het zou verraad tegenover Rose betekenen om zo’n idee, hoe kort ook, te koesteren. En toch… Zijn vingertoppen op haar rug, haar zij, haar dij. De warmte waar hun lichamen elkaar ontmoetten. Zijn adem in haar hals…
Op een gegeven moment deed ze haar ogen open om zijn gezicht te zien en zag ze de uitdrukkingen en verhalen zich in zijn trekken aftekenen. En toen hij zijn ogen opendeed, keken ze elkaar aan en voelde ze zichzelf plotseling en onverwacht een lichamelijk wezen: geankerd, solide en echt.
En toen was het voorbij, maakten ze zich van elkaar los en vervluchtigde de band van lichamelijke eenheid. Ze kleedden zich aan zij ging hem voor naar beneden. Ze stond naast hem bij de voordeur te babbelen over de recente springvloed en de kans op slecht weer in de komende weken. Beleefd gekeuvel, alsof hij alleen maar was langsgekomen om een boek te lenen.
Uiteindelijk stak hij zijn hand uit om de grendel van de deur te halen en er viel een geladen stilte met het gewicht van wat ze hadden gedaan. Hij trok de deur open en deed hem weer dicht. Hij draaide zich naar haar om. ‘Dank je wel,’ zei hij.
Ze knikte.
‘Rose wil… Zij heeft behoefte…’
Ze knikte weer en hij glimlachte zwakjes. Hij deed de deur open en verdween in de nacht.
Naarmate de week vorderde, werd het ongewone gewoon en ontstond er een zekere routine. Nathaniel arriveerde met zijn meest recente tekeningen en samen bespraken ze de verhalen en de illustraties. Hij bracht zijn potloden ook mee om onder het praten veranderingen aan te brengen. Als er voldoende over de tekeningen was gezegd, gingen de gesprekken vaak over andere dingen.
Ze praatten ook wanneer ze bij elkaar lagen in Eliza’s smalle bed. Nathaniel vertelde verhalen over zijn familie, die Eliza dood had gewaand, de moeilijkheden van zijn jeugd, zijn vaders werk in de haven en zijn moeders eelthanden, vol kloven van het wassen. En Eliza merkte dat ze hem dingen vertelde waarover ze nooit sprak, geheime dingen van vroeger: over haar moeder en de vader die ze nooit had gekend, over haar droom om hem te volgen over de oceaan. De merkwaardig onverwachte intimiteit van hun contact was zelfs zo sterk dat ze hem over Sammy vertelde.
Zo ging er een week voorbij en op de laatste avond kwam Nathaniel vroeger. Het leek alsof hij niet zat te springen om te doen wat hij geacht werd te doen. Net als op de eerste avond gingen ze tegenover elkaar aan tafel zitten, maar er werd niet gesproken. Toen pakte Nathaniel opeens, zonder waarschuwing een lok van haar lange haar, rood haar dat in goud veranderde in het schijnsel van de kaars. Toen hij de haren in zijn vingers bekeek, stond zijn gezicht geconcentreerd. Zijn donkere haar liet een schaduw op zijn wang vallen en zijn zwarte ogen werden groter van de onuitgesproken gedachten. Eliza voelde opeens een warme beklemming in haar borst.
‘Ik wil niet dat er een eind aan komt,’ zei hij uiteindelijk zacht. ‘Ik weet dat het dwaasheid is, maar ik heb het gevoel…’
Hij zweeg toen Eliza een vinger ophief en stevig tegen zijn lippen drukte. Ze had hem het zwijgen opgelegd.
Haar eigen hart bonkte onder haar jurk en ze bad dat hij het niet hoorde. Hij mocht zijn zin niet afmaken – hoe graag een ontrouw gedeelte van haarzelf het ook zou willen – want woorden hadden macht, zoals Eliza maar al te goed wist. Ze hadden zichzelf al te veel gevoelens veroorloofd, en in hun overeenkomst was geen ruimte voor gevoelens.
Ze schudde licht met haar hoofd en uiteindelijk knikte hij. Hij keek haar een poos niet aan en deed er het zwijgen toe. En toen hij zwijgend aan een tekening begon, moest Eliza de neiging onderdrukken om hem te zeggen dat ze van gedachten was veranderd, dat ze voor haar beurt had gesproken.